Geregeld : De waarheid kun je in een gedicht hooguit benaderen... of toch niet?
Er is een cruciaal verschil, niet alleen voor journalisten, maar ook voor dominees, roddelaars, juristen en sterkeverhalenvertellers
De waarheid is een begrip dat je met tekst hooguit zo dicht mogelijk kunt benaderen. Augustinus (354-430) besefte dat al. Uitgerekend wanneer hij dacht wat hij iets over God gezegd had dat helemaal raak was, glipte zijn tekst hem tussen de vingers vandaan. Ons kennen is onvolkomen. God is niet in mensentaal te vangen.
Gerrit Achterberg (1905-1962) – dichter van de regel tussen wat is en wat er over schrijft – ging verder dan Augustinus. Kan dat? Het gedicht heet Verzoendag. Maar al in de eerste regels ga je van het Oude Testament naar het Nieuwe:
Het heilige gebeurt. Ik heb geraakt
grenzen van God en mens en dier.
Voorhangsel scheurt. Het heilige is hier.
De tweede strofe opent zo: Ik word geheel met u gelijk gemaakt. Leven en dood staan niet meer op een kier.
En dan gaat Achterberg Augustinus voorbij. Het papier waarop hij schrijft, scheurt als het voorhangsel op Goede Vrijdag: Gij zijt losgehaakt / van het papier, dat u gebonden hield... Eindelijk zijn God en zijn woorden over God één, in een bezield, verzoend verband. Kan het dan toch? Nu?
Nee. Verzoendag is een visoen. Een toekomstperspectief.