Reina Wiskerke: Hoe arrogant, die verontwaardiging over de doodstraf
We zitten opeens in een heftige discussie over de doodstraf. Regeringspartij VVD wil dat Nederlandse jihadgangers in Irak worden berecht – ook als ze mogelijk de doodstraf krijgen.
De berechting van Jihadgangers, hier of in Irak, ligt ingewikkeld. Wat het beste is, ik durf het niet te zeggen, al spreekt de instelling van een internationaal strafhof mij het meest aan.
Intussen distantiëren deelnemers aan het debat zich met ferme bewoordingen van een mogelijke doodstraf voor jihadstrijders. Tot op het ergerlijke af.
Wij, Nederlanders, hebben in 1983 (miljoenen jaren na de oerknal volgens de evolutietheorie) de doodstraf grondwettelijk afgezworen. En dat is nu normatief voor iedereen, altijd en overal. Want wij noemen het tegenwoordig een fundament onder onze rechtstaat. Ons land loopt in deze goddelijke goedheid natuurlijk voorop, wat wij niet mogen verspelen. Wie er anders over denkt, laat zich leiden door zijn ‘onderbuik’ of ‘gemakkelijke wraakgevoel’, hoorde ik vrijdag op Radio 1 bij Spraakmakers. Onder anderen Bram van Ojik van GroenLinks voerde er het woord.
Die houding getuigt van arrogantie. Wij leven al driekwart eeuw in een tamelijk vredig land. Toen hier wél oorlog was, ervoeren veel Nederlanders de doodstraf voor oorlogsmisdadigers níét als strijdig met de rechtstaat. En dat Nederland daarom vlak na de oorlog de doodstraf oplegde aan circa 150 oorlogsmisdadigers, en bij een veertigtal van hen ook werkelijk voltrok, is later niet geboekstaafd als schandelijk.
Wij zijn anno 2019, in het algemeen gesproken, vervreemd van de oorlog en het wrede menselijke bestaan. Dat verengt onze blik. Wij geloven graag dat we ons in verre oorlogen kunnen mengen zonder veel doden aan onze kant en zonder vergissingsbombardementen. Niet voor niets verzweeg minister Hennis liever de burgerslachtoffers die Nederland maakte, hoe gevaarlijk ook voor haar positie. Het zegt niet alleen iets over ministers, maar ook over het beperkte incasseringsvermogen van een volksvertegenwoordiging.
In een stabiel land zijn weinig praktische redenen voor de doodstraf. Wij hebben genoeg aan zwaar beveiligde gevangenissen om terroristen uit te schakelen. Ik stel mij voor dat dit anders ligt in onrustige gebieden met wankele machtsverhoudingen, waar zomaar weer strijd uitbreekt en het gevangeniswezen basaal van aard is. Zie daar maar eens duurzaam én humaan met gevaarlijke krachten af te rekenen zonder de doodstraf.
Veelzeggend was de inbreng van politiek journalist Leonard Ornstein bij Spraakmakers. Hij beriep zich op de ‘grote naam’ die Nederland heeft in het afwijzen van de doodstraf. Over misdadige Jihadgangers zei hij: ‘Laat ze in een cel creperen voor ik weet niet hoelang, dat is beter dan met je eigen principes zwalken en ze ter dood veroordelen.’ En: ‘Nou, dan krijg je je lesje wel hoor, zeker als je in die Iraakse gevangenis vastzit.’
Zo wordt de vraag wel heel prangend: gaat alle verontwaardiging om ónze naam, ónze principes? Of om een humaan strafsysteem? Dat laatste lijkt me het belangrijkst. En juist daarom moet je niet uitsluiten dat er, mede afhankelijk van tijd en plaats, verschillende wegen zijn waarlangs gerechtigheid vorm kan krijgen. <