Lody van de Kamp: Is het Namenmonument belangrijker dan de rust van het graf?
Het gaat al jaren over een met menselijke as gevulde urn.
De Poolse regering organiseerde in 1952 in het voormalige concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau een eerste herdenking. Enkele overlevenden uit Nederland die waren uitgenodigd, brachten deze urn mee naar Nederland. Toen begon het probleem. Van wie was die as? Wat moest ermee gebeuren? In de notulen van de Vergadering van Opperrabbijnen in Nederland lezen we hoe verbolgen de rabbijnen waren over het feit dat de as naar Nederland was gebracht. Deze had daar in Polen moeten blijven. Auschwitz was het graf van deze menselijke resten. Niemand weet van wie ze zijn. Niemand weet wie de nabestaanden zijn. Met stoffelijke resten behoort niet gezeuld te worden.
Maar toen de as eenmaal hier was, moest zij vanzelfsprekend op een Joodse begraafplaats ter aarde worden besteld – net zoals dat nog tijdens die oorlogsjaren was gedaan met as die vanuit het crematorium van Kamp Westerbork naar Amsterdam werd gebracht. Ook het Nieuw Israëlitisch Weekblad eiste dat de as een plek kreeg op een Joodse begraafplaats.
weer verhuizen
Diegenen die de as naar Nederland hadden gebracht – onder wie prominente leden van de toenmalige Communistische Partij Nederland (CPN) – weigerden de as echter uit handen te geven. Het werd voor hen tot symbool van ‘de strijd tegen het fascisme’. Uiteindelijk werd, zeer tegen de zin van een goed deel van de Nederlandse Joodse gemeenschap, voor een plekje op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam gekozen. Op die plek werden ook de eerste Auschwitzherdenkingen in Nederland gehouden.
Toch hield het zeulen met de as daarmee niet op. In de jaren negentig wilde het Auschwitz Comité een nieuwe plek voor zijn monument, nu in de voormalige Joodse buurt van Amsterdam. En zo moest de urn opnieuw meeverhuizen. Eeuwige, ongeschonden, grafrust is binnen de Joodse wetgeving en traditie een heilig goed. Maar ook deze keer werd daar gewoon geen rekening mee gehouden. Onder het spiegelmonument van kunstenaar Jan Wolkers vond de as een nieuwe plek in het Amsterdamse Wertheimpark.
Op 1 oktober begint als het goed is, de bouw van het Holocaust Namenmonument voor de vermoorde Joden, Roma en Sinti. Ook over dit monument, een ontwerp van de architect Daniel Libeskind, is heel veel gaande. Buurtbewoners die bezwaar maakten tegen zo’n groots monument ‘in hun achtertuin’, werden neergezet als burgers die ‘geen respect hebben voor de slachtoffers van de Holocaust’. Bewoners die van mening waren dat het monument er moet komen, maar dan op een plaats waar geen bomen het veld moeten ruimen, kregen een vergelijkbare veeg uit de pan. ‘Respect voor de slachtoffers van de Holocaust’ moet ruimte maken voor alles.
En wat gaat nu met die as gebeuren? Moet die ook weer verkassen, nu vanuit het Wertheimpark naar het nieuwe monument? Wordt het opnieuw zeulen, of blijft de as deze keer waar de urn nu begraven ligt – eindelijk de eeuwige grafrust? En hoe gaat dat bij de eerstvolgende Auschwitzherdenking bij het nieuwe monument? Daar staan we, vervuld van trots en dankbaarheid en het nodige verdriet, voor een muur met honderdduizend namen – met de rug naar de urn toegekeerd, achtergebleven in het park?
ook de moeite waard
Komt het monument er? Moet het er komen? Wat in 1952 begon met gebrek aan respect voor de slachtoffers, duurt nog steeds voort. Een grafsteen met honderdduizend namen lijkt een grotere symbolische waarde te dragen dan de essentie van het graf, de mens zelf.
Met de nieuwe Namenmuur komen we echt niet verder dan wat oud-burgemeester Eberhard van der Laan, niet zo heel lang voor zijn overlijden, verzuchtte met het nodige cynisme in zijn stem: ‘Over de voors of tegens van dit monument worden we het niet met elkaar eens. Nou ja, onze stad houdt er in ieder geval iets aan over, een echte Daniel Libeskind. Net als Berlijn, New York en Warschau. En dat is ook al de moeite waard.’ De burgemeester had het beter begrepen dan velen onder ons.