Een groot gevoel
Maastricht, terrasje, aan de Maas. Bootjes varen af en aan. Een Chinees gezin maakt vakantiefoto’s, de brug als pittoreske achtergrond. Ze gaan op een muurtje zitten, bijna tegen de reuzenberenklauw aan, die woekert tussen kademuur en water. Weten ze niet dat je bij aanraking van die plant gele gifblaren op je armen krijgt zo groot als je hand? Om me heen klinkt geroezemoes. Het komt van alle kanten, van de gesprekken zijn flarden te verstaan. Aan een belendend tafeltje zitten twee rokende dames. De een zegt: ‘… Dan heb ik zoiets van het voelt gewoon helemaal goed, weet je ...’ De aangesprokene knikt, antwoordt: ‘… Op een gegeven moment is het wel zo van het is jouw ding, het is niet mijn ding …’ De ander begrijpt wat ze bedoelt. Zij zegt: ‘Als er een heel groot gevoel bij komt kijken ja dan móét je daarnaar luisteren.’ Op dat moment komt het water in heftige beroering! Een slijkgroen monster duikt op uit de rivier, ik grijp de stoel vast met witte knokkels, dit gebeurt niet echt!, ja, wél, een reuzenhagedis met trekken van een mosasaurus sleept zich de kade op. Het geluid van natte huid op steen is afschuwelijk, rubberachtig. De mosasaurus komt het terras op, een ober zegt, amper een wenkbrauw optrekkend: ‘U wenst ...?’ ‘Ik ben een heel groot Gevoel’, slist de saurus, ‘en ik kom er even bij kijken.’ ‘Aha’, begrijpt de ober, ‘in dat geval bent u meer dan welkom, dat is billijk, wij zijn dol op gevoel. Zo is er vanavond een concert van André Rieu in de stad.’ Dan gaat alles heel snel. De saurus neemt – als ik het niet had gezien, had ik het niet geloofd – een grote hap uit een van de dames. En intussen praten de andere gasten gewoon door! En die dames zelf ook, dat is het vreemdste, al pratend verdwijnen ze in de muil van de mosasaurus, ik zie hun schoenzolen, ik hoor het geknars van hun sieraden tussen de drakentanden. Verbijsterd kijk ik toe, maar een van hen haalt, in de keel van het monster, haar schouders op en zegt eerbiedig en berustend, ‘Joh, weet je, als er een heel groot Gevoel bij komt kijken, dan heb ik zoiets van dan is het oké, toch?’ Ze laten zich opslokken, met huid en haar. De mosasaurus laat nog een gemene, zwavelhoudende boer en zakt dan terug in de Maas. Een van de dames moet nog een sigaretje hebben opgestoken, want er komt een sliert rook uit zijn muil. En nóg praten ze door! Gesmoord klinken hun stemmen uit de buik van de saurus. Eén brok gevoel. Wat me bezighoudt, is dat het gedrocht de indruk wekte dat dit voor hem een routineklus was.