Column: Heimwee naar een land dat lijkt op Urk
Een net dat blijft haken. Een klein scheepje dat struikelt in de golven. En dan ingeslikt wordt door de zee. Twee mannen vermist. De een 27, vrijgezel; de schipper 41, getrouwd, vader van drie. Ik was vast niet als enige in de ban van dit bericht.
Even staat je die koude, zoute waterwoestijn weer voor ogen, waar alleen de Urkers de weg nog weten. Zij, en een slinkend aantal collega’s uit andere kustdorpen.
Heeft Nederland ‘geen echte natuur meer’? Dat geloof ik niet. Wie de kracht van de zee kent, al is het maar als zwemmer, weet wel beter. En buitengaats is de natuur sowieso de baas. Daar is maar weinig nodig voor een afloop, die je fataal zou willen noemen als die term niet heidens was. En wat ze op Urk ook zijn, dat niet.
Het speuren met de moed der wanhoop, de dappere berging, een dorp dat zichzelf bergt bij God: zo’n ramp herinnert ons aan het land dat we waren. Een land van zeevaarders, hechte dorpen en volle kerken. Een versie van Nederland die inmiddels gekrompen lijkt tot de omvang van Urk. Tegelijk is het een nabeeld dat blijft trekken, als fantoompijn. De NOS-piketter stond wat verwaaid aan het water, kreeg niemand voor de camera. Iedereen zat in de kerk. Op zo’n moment mis ik Pauline Broekema.
Gebeld, met Jurie van den Berg. Hij was 23 jaar visser, op een boomkorkotter. Hij schreef Een zee van tranen, een logboek van alle ruim vierhonderd scheepsrampen die Urk troffen. Over de UK 165: ‘Het weer was niet extreem, een dikke bries noemen wij het. Springtij zorgde voor sterke eb- en vloedstromen. Eén van de netten liep vast en het schip kwam mogelijk verkeerd te liggen. Maar dat is een vermoeden.’
Op tv-zenders als Discovery Channel geldt de visserij als een levensgevaarlijk beroep. Van den Berg relativeert. ‘Er schuilt meer gevaar in het verkeer. Wekelijks komen er mensen in om. Een scheepsramp spreekt wel meer tot de verbeelding.’ Ja, en in het verkeer heb je minder kans dat lichamen verdwijnen.
Op sociale media klonk het ‘Stormlied’, Gezang 467 (Oude Liedboek), van William Withing, 1860. ‘O eeuwige Vader, sterk in macht, / wiens arm betoomt der baren kracht, / die wijst de grondlooz’ oceaan / de hem gestelde perken aan / o wil verhoren onze beê / voor hen, die zijn in nood op zee!’ Het nieuwe Liedboek gooide het in 2013 overboord – onder protest van menig kustdorp. De Zeevarendencentrale zette het lied op een sticker; die kun je in je liedboek plakken. Hoe ging dat schietgebed ook weer, ‘Gedenk, o Heer, mijn scheepje is zo klein en uw zee zo groot’. Ik google het en zo stuit ik op Rob Timmerman, migrantenredder. Hij dacht aan dit gebed aan boord van de Sea-Watch 3.
‘Gezinnen in rubberboten die niet worden gespot’, schrijft hij, ‘verdwalen op zee, de benzine raakt op en uiteindelijk zal de boot zinken. De kinderen als eerste, sterke mannen als laatste. De afgelopen vijf jaar verloren achttienduizend mensen zo het leven. Mijn beeld van de zee en ik zijn beide volwassen geworden.’ Amen. Nu nog die sticker bestellen.
Reina Wiskerke is op vakantie. Hilbrand Rozema vervangt haar.