Is vrouwen onrecht aangedaan, omdat zij geen predikant mochten worden? Het is maar net hoe je het bekijkt
Ik heb weleens gespeeld met de gedachte: zal ik proberen predikant te worden? En dan natuurlijk in een andere kerk, want in de mijne mochten vrouwen dat niet. Belastende gedachten waren het niet. Het leek me niet onoverkomelijk zo’n overstap. En, belangrijker misschien, ik realiseerde me ten diepste dat ik niet voor het predikantschap was aangelegd – los van mijn vrouw-zijn. Ik heb ook nooit zo verlangd naar een kerk met vrouwelijke voorgangers. Ik kom uit een familie waar het vrouwelijke dominant was, mede door de afwezigheid van een vader. Misschien speelt dat mee. Kortom, tot op de bodem uitzoeken of het vrouwelijke predikantschap te combineren is met wat daartegen lijkt te spreken in de Bijbel, heb ik voor mijzelf dus nooit hoeven doen.
Vrouwen in mijn kerk die daar niet omheen konden, en concludeerden dat het predikantschap hun toekwam, staan er vast anders in dan ik. Zij kwamen zaterdag aan het woord in het Nederlands Dagblad (‘Elke vrouw die de kerk verliet, was óók een kerkscheuring’). Aanleiding was de bevestiging van de eerste vrouwelijke predikant in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv).
Deze vrouwen vertelden over afwijzing en onbegrip als zij hun wens om predikant te worden, bespreekbaar wilden maken in de GKv. Het heeft hun pijn gedaan dat ze hun kerk moesten verlaten om (elders) predikant te worden. Een deel pleitte daarom voor kerke..