Overdwars: Wie in Hongkong een graf wil, moet veel geld hebben
Hongkong
In Hongkong is het ‘onderbrengen’ van de doden een even groot – of misschien nog wel groter – probleem dan het huisvesten van de levenden. De schaarste aan beschikbare grond heeft niet alleen de woonkosten naar ongekende hoogte gestuwd, maar ook de kosten voor het begraven van overledenen. Een graf op een openbare dodenakker is weliswaar goedkoper dan op een privébegraafplaats, maar permanente graven zijn daar nauwelijks meer te krijgen. Er zijn alleen nog graven beschikbaar die na zes jaar geruimd worden, waarna de lichamen worden gecremeerd.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel Hongkongers ervoor kiezen hun overleden geliefden dan maar meteen te cremeren. Alleen levert dat een nieuw probleem op: wat moet er met de as gebeuren? In de Chinese cultuur is respect voor overleden voorouders heel belangrijk, en dat geldt ook voor hun as. Die kan worden bewaard in een columbarium, een complex met nissen voor urnen met as. Er zijn echter te weinig columbaria, waardoor de wachttijden lang zijn. De as thuis bewaren totdat er een nis vrijkomt, doen de Hongkongers niet graag. Dat is in strijd met de traditie. Bovendien geloven veel mensen dat het spoken kan aantrekken, wanneer doden en levenden niet gescheiden worden.
De overheid promoot inmiddels ‘groene begrafenissen’, waarbij de as na crematie verstrooid wordt in ‘herdenkingstuinen’. Sommige van deze tuinen hebben muren waarop plaquettes zijn aangebracht ter herinnering aan de overledenen. Rijkere Hongkongers kunnen de as ook vanuit een vliegtuig laten uitstrooien boven de zee. Het uitstrooien van de as is echter niet populair.
Uiteindelijk zien tal van Hongkongers zich uit financiële overwegingen toch genoodzaakt de as thuis te bewaren.