‘2017 was een verwoestend jaar voor kinderen’
Den Haag
2017 was een verwoestend jaar voor kinderen en ook 2018 biedt weinig reden tot optimisme. Dat zegt Sasja Bökkerink, hoofd Kinderrechten bij Unicef Nederland.
Dinsdag presenteerde het VN-kinderfonds het jaarlijkse rapport ‘Humanitarian Action for Children’. Daaruit blijkt dat de wereld een gevaarlijke plek is geworden voor kinderen.
Het afgelopen jaar stond bol van de gewelddadige conflicten. Kinderen betaalden daarbij de hoogste prijs: ze werden aangevallen, konden niet naar school of naar het ziekenhuis, werden seksueel misbruikt, verhandeld en ingezet als kindsoldaten.
Vorig jaar brak ook ‘een ongekend aantal cholera-epidemieën’ uit, voornamelijk in landen die al getroffen waren door een conflict (zoals in Jemen, Noordoost-Nigeria en Zuid-Sudan) of door natuurgeweld (zoals in Haïti, na de orkaan Irma).
water
Inmiddels woont bijna één op de vier kinderen in een land dat is getroffen door een conflict of ramp. ‘Tenzij de internationale gemeenschap maatregelen neemt om het geweld te stoppen en deze kinderen levensreddende hulp te bieden, ziet hun toekomst er somber uit’, aldus Bökkerink.
Unicef wil dit jaar 48 miljoen kinderen in 51 verschillende landen hulp bieden. Daarvoor heeft de organisatie 2,9 miljard euro nodig.
Het grootste deel van het budget (een miljard euro) gaat naar inwoners van Syrië en Syrische vluchtelingenkinderen in buurlanden als Egypte en Irak.
Een belangrijk doel is onderwijs. Een kwart van het geld wordt gebruikt om te zorgen dat 8,9 miljoen kinderen naar school kunnen. Ook water is een prioriteit: met een vijfde van het budget wil de organisatie zorgen dat 35,7 miljoen mensen toegang hebben tot schoon water.
Dat is hard nodig. In veel conflictlanden sterven meer kinderen aan ziektes die verspreid worden door vervuild water en slechte sanitaire voorzieningen, dan aan geweld, schrijft de organisatie. Ook wordt water steeds vaker als wapen ingezet: ‘Vechtende partijen schuwen aanvallen op watervoorzieningen en belegeringstactieken niet.’ <
‘Wij hebben ons huis twee of drie keer moeten verlaten vanwege beschietingen en bombardementen’, vertelt de tienjarige Hiba uit de stad Homs in Syrië.
In een video op de site van Unicef legt ze uit dat ze nu met haar familie in een huis zonder ramen en deuren woont. ‘Maar zolang er geen oorlog is, wil ik hier niet meer weg.’
Dankzij Unicef kan Hiba naar school. Daarnaast helpt ze mee in het huishouden en zorgt ze voor haar vader, die door een ongeluk niet meer kan werken. ‘Ik wil graag dat hij gelukkig is.’
Hiba heeft drie wensen voor de toekomst. ‘Ik hoop dat we nooit meer ons huis moeten ontvluchten vanwege oorlog. Verder droom ik ervan om lerares te worden. En tot slot wens ik dat iedereen toegang heeft tot schoon water, zodat ze niet ziek worden.’