Promovendus: Naoorlogse democratie was geen succesverhaal
De Utrechtse historicus Pepijn Corduwener (29) onderzocht het ontstaan van het politieke bestel waar nu zo veel kritiek op is. Hij deed een opmerkelijke ontdekking: de geschiedenis van de democratie in West-Europa na 1945 is geen succesverhaal, maar een voortdurende strijd tussen partijen en bewegingen met uiteenlopende en tegenstrijdige opvattingen over democratie. De huidige kritiek op de democratie heeft diepe wortels.
Het heersende beeld is: voor de oorlog functioneerden democratieën slecht en gingen ze ten onder, zoals in Duitsland, na de oorlog groeide en bloeide de democratie.
‘Ik heb onderzoek gedaan naar drie landen: West-Duitsland, Frankrijk en Italië. In deze landen is het voor de oorlog vreselijk misgegaan met de democratie. Italië en Duitsland werden rechtse dictaturen, in Frankrijk werd het functioneren van de democratie belemmerd door de scherpe tegenstelling tussen links en rechts. Hiermee vergeleken ging het na de oorlog veel beter met de democratie in deze landen. Democratie leek een succesverhaal. De jaren vijftig zouden een stabiele, rustige periode met veel economische groei zijn geweest.’
Dat succesverhaal is eenzijdig, meent Corduwener. ‘In de debatten die destijds over democratie werden gevoerd, proef je de angst dat het weer mis zou gaan. Christendemocraten, socialisten en liberalen verschilden van mening over hoe de democratie eruit moest zien. Ze hadden kritiek op elkaar, namen elkaar de maat en hielden op die manier het debat over de democratie levend. De discussie was fel, men maakte elkaar uit voor antidemocraat of zelfs fascist.
Uiteindelijk ontstond er consensus, over het belang van politieke partijen, de centrale plaats van het parlement, het kapitalisme en in mindere mate de Europese integratie. Maar het democratisch bestel waar nu zo veel kritiek op is, is door strijd tot stand gekomen.’
andere democratie
Toen de liberalen, socialisten en christendemocraten in deze drie landen het eens werden met elkaar, verflauwde het debat over de democratie en stonden er buitenparlementaire bewegingen op die de bestaande democratie ter discussie stelden. Ze wilden een andere democratie, zegt Corduwener. ‘Als politieke elites ophouden met het onderlinge debat over de democratie, ontstaan er bewegingen die zeggen: jullie democratie is de onze niet. Dat is de achtergrond van de protestbewegingen in de jaren zestig en zeventig.’
In Nederland gebeurde het omgekeerde: verzuiling en consensus in de jaren vijftig, ontzuiling en polarisatie in de jaren zestig. Toch is Nederland geen geval apart, meent Corduwener. ‘In de drie landen die ik heb onderzocht, was ook sprake van polarisatie, veel meer dan in Nederland. In Frankrijk had je studentenprotesten in mei 1968, Italië en Duitsland leden onder de terreur van de Rode Brigades en de Rote Armee Fraktion.
De politieke elites van Duitsland, Frankrijk en Italië stonden naast elkaar om de democratie te beschermen. Welbeschouwd was het in Nederland niet anders, ook daar waren de elites eensgezind. De polarisatie in de Nederlandse politiek ging niet over de democratie, maar over inspraak, vrouwenemancipatie en de verdeling kennis, macht en inkomen, niet zozeer over hoe het Nederlandse staatsbestel eruit moest zien. De agenda van D66, met een gekozen burgemeester bijvoorbeeld, raakte ook niet de kern van de Nederlandse democratie.’
Is er een parallel met de kritiek van Pim Fortuyn op de consensus die tijdens de paarse kabinetten was ontstaan?
‘Er was inderdaad geen ideologische strijd meer onder paars. Maar het was Fortuyn niet te doen om nieuwe vormen van democratie, zijn opvattingen over democratie weken niet af van die van andere partijen. Latere populistische bewegingen, ook buiten Nederland, hebben wel kritiek op de gangbare democratie. Ze stellen de volkswil en de natiestaat centraal, ze zijn voor directe vormen van democratie, zoals een referendum. Ik denk aan het Front National in Frankrijk, en aan de Vijfsterrenbeweging in Italië, die niet rechts-nationalistisch is, maar wel de nadruk legt op directe democratie en burgerparticipatie: je kunt online over hun voorstellen stemmen.
nepparlement
Ligt het optreden van Geert Wilders, die het parlement een nepparlement noemt, in deze lijn?
‘Wilders noemde het parlement een nepparlement, omdat het de opvattingen van de mensen over het vluchtelingenvraagstuk niet goed zou laten doorklinken. Ik zie dat niet als kritiek op de democratie op zichzelf, en zo gezien is Wilders niet vergelijkbaar met bewegingen die eerder de bestaande democratie ter discussie stelden.
De felheid van zijn bewoordingen verrast me niet. In Frankrijk werd De Gaulle door de socialisten weggezet als een dictator. Op zijn beurt zei De Gaulle dat de socialisten de naam democraat niet waardig waren en tirannie en anarchie invoerden. Een debat waarin woorden worden gebruikt als ‘nepdemocraat’ en ‘gevaar voor de democratie’ is dus allerminst nieuw, alleen zijn we het in Nederland niet zo gewend.’
Pepijn Corduwener promoveert vandaag in Utrecht op ‘The Problem of Democracy in Europe. Conflicting and Converging Conceptions of Democracy in France, West Germany and Italy, 1945-1989’. Van het boek verschijnt een handelseditie bij de Amerikaanse uitgever Routledge.