Kinderen van opgesloten ouders Xinjiang in weeshuizen gestopt en onderworpen aan assimilatiepolitiek
Amsterdam
In Xinjiang verbleven in 2019 ruim 880.000 kinderen in internaten, 76 procent meer dan in 2017. Het gaat vooral om kinderen van geïnterneerde ouders. Dat blijkt uit een rapport van datawetenschapper Adrian Zenz. Eerder werd al bekend dat kinderen van in Xinjiang opgesloten ouders vaak uit huis worden geplaatst, maar het is voor het eerst dat aangetoond wordt dat dit op zo'n grote schaal gebeurt.
Zenz, die al jaren de situatie in Xinjiang bestudeert, baseert zijn rapport op duizenden overheidsdocumenten. Het is voor journalisten moeilijk de bevindingen ter plaatse te verifiëren, aangezien zij niet vrij in de regio kunnen reizen en met bronnen kunnen spreken. Zenz zegt in de documenten een patroon te zien, waarbij kinderen met één opgesloten ouder naar internaten worden gestuurd, en kinderen met twee opgesloten ouders naar internaten of weeshuizen.
Kinderen worden uit hun familie-omgeving losgemaakt, mogen hun moedertaal niet meer spreken, en hun wordt geleerd om ‘het moederland lief te hebben', aldus een overheidsdocument. Volgens Zenz zijn de internaten en weeshuizen ‘een werktuig voor assimilatie'.
De Chinese autonome regio Xinjiang, waar de helft van de bevolking van Oeigoerse of andere islamitische afkomst is, was jarenlang het toneel van etnische spanningen en terreuraanslagen. Om daar een eind aan te maken, stuurt de Chinese overheid sinds 2016 steeds meer Oeigoeren en leden van andere minderheden naar heropvoedingskampen, die ze zelf trainingscentra noemt.
Volgens het VN-Comité voor de Uitbanning van Rassendiscriminatie zijn de afgelopen jaren minstens 1 miljoen mensen opgesloten. In diezelfde periode is in Xinjiang ook het aantal kinderen in internaten en weeshuizen enorm toegenomen, en zijn in scholen massaal slaapzalen bijgebouwd. Tussen 2018 en 2020 is 800.000 vierkante meter extra slaapruimte gecreëerd, in 177 scholen.
Veel van de internaten zijn zwaar beveiligd, en leerlingen ‘leven en studeren er onder het waakzame oog van een gesofisticeerd hightech surveillance-apparaat', aldus Zenz. De Chinese overheid ziet internaten als een geschikte vorm van opvang voor ‘kinderen in moeilijke omstandigheden’, onder wie ook achtergebleven kinderen van arbeidsmigranten of kinderen uit arme gezinnen. Maar in Xinjiang vallen ook kinderen van in heropvoedingskampen opgesloten ouders daaronder.
Van alle schoolplichtige kinderen in Xinjiang zit 30 procent op internaat. In andere arme gebieden in China is dat 15 procent. In de overheidsdocumenten wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘enkel behoeftige kinderen’ (één ouder opgesloten) en ‘dubbel behoeftige kinderen’ (twee ouders opgesloten). De eerste groep zit vooral op internaat, de tweede groep vooral in weeshuizen.
In sommige gevallen worden baby’s van 1 jaar al uit huis geplaatst, vanaf de vierde graad (10-11 jaar) is het zelfs verplicht. In het district Yarkand bevindt 92 procent van de kinderen van opgesloten ouders vanaf de vierde graad zich in een vorm van staatsopvang.
overladen met propaganda
In de internaten worden de leerlingen bijna uitsluitend in het Mandarijn onderwezen en dagelijks overladen met politieke propaganda. De kinderen worden aangemoedigd brieven te schrijven of korte video’s op te nemen voor hun ouders in detentie. Volgens een ex-gedetineerde in The Economist mogen ouders in heropvoedingskampen bij goed gedrag videochatten met hun kinderen, maar moeten zij zich tijdens zo’n gesprek positief uitlaten over hun detentie.
Volgens datawetenschapper Zenz toont de systematische uithuisplaatsing van kinderen in Xinjiang dat Peking zijn strategie om opstandige minderheden te onderwerpen aan het verschuiven is, van internering naar mechanismen van langdurige sociale controle. 'Door kinderen van hun ouders af te scheiden en zichzelf tot primaire ouder te maken, beweegt de staat naar een cruciale fase van zijn dwingende project van social re-engineering in de regio', aldus wetenschapper Zenz. <