Verdring de dood niet, op sterven moet je je voorbereiden
We zeggen dat de dood niet het laatste woord heeft. Dat we geloven in de opstanding van het lichaam. Ons sterven is geen doodlopende weg. Tegelijk is de pijn van het afscheid heftig. God zal tranen drogen. Die tranen zijn er dus. Tranen afdrogen getuigt van tederheid. Dat doet een moeder bij haar kind. God wil als een tedere moeder tranen drogen.
Sterven doe je in je eentje. Net zo als geboren worden. Je weet niet hoe dat zal zijn. Jezus zei: Vader, ik leg mijn geest in uw handen. Dat mogen wij ook zeggen. En dan is het goed. Genade heet dat. Ook al bevatten we de inhoud en reikwijdte van die woorden maar nauwelijks. Ook na een onrustig sterfbed mag ik zeggen: hij is nu bij zijn hemelse Vader.
Wie van een geliefde afscheid moet nemen, raakt een deel van zichzelf kwijt. Een jaren samen beleefde geschiedenis vindt zijn einde. Het leven van wie achterblijft, gaat in tweeën.
Mozes zegt: Leer ons zo onze dagen te tellen dat wijsheid ons hart vervult (Psalm 90:12). Elk mens, niet alleen een zieke!, moet bedenken dat hij gaat sterven. Op dat sterven moet je je voorbereiden. Wij verdringen de dood vaak. Maar dat maakt je niet wijs. Laat ieder mens bedenken: mijn dagen zijn begrensd. Tel je dagen een voor een en schuil bij Christus.
Als de dood plotseling toeslaat, zijn we uit het lood geslagen. We staan aan de grond genageld. Ik had dit nog willen zeggen en doen met haar; ik had nog wat willen goedmaken. Maar de tijd is plotseling verstreken.
liefde die blijft
Als ik mijn lieveling niet meer kan bereiken, dan blijft mijn liefde voor haar nog wel. Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde (1 Korintiërs 13:13). De liefde zal nooit vergaan, ook al vergaat mijn geliefde.
Rouwen is een proces en heeft tijd nodig. Het gevoel van verlamming mag je toelaten, tranen mogen, wanhoop mag je uiten, leegte mag je voelen. Zeg maar nooit tegen de rouwende: Nu is het toch wel voorbij? Kom niet te snel met troostwoorden. Rouw heeft zijn eigen recht en kent zijn eigen tijd. Rouw mag een deel van je leven worden. Het kan je bestaan diepgang geven.
Als je ouders gestorven zijn, behoor je zelf tot de generatie die aan de beurt is. Wat wil ik achterlaten voor mijn kinderen en kleinkinderen als ik straks de weg ga die ook mijn ouders gingen? Is het niet mooi om iets van geloof, hoop en liefde na te laten en door te geven? Ik bedenk in ieder geval dat het getal van mijn dagen beperkt is. Zeker als ik die vergelijk met de eeuwigheid.
Als mijn kind sterft, heb ik het vreselijke idee: hier klopt iets niet. Eerst sterven de ouders en dan pas de kinderen, toch? Mijn God, waarom zo, ik begrijp hier niets meer van. Als je God niet meer begrijpt, is Hij niet ver bij je vandaan.
rituelen
Geloofsrituelen geven houvast als wij afscheid moeten nemen: samen rond de kist, samen een zegen ontvangen, een gebed uitspreken, luisteren naar Woorden die er toe doen, aarde en bloemen op de kist. En de kist mag zakken in de aarde, want wij begráven onze geliefden. Stof ben je, tot stof keer je terug.
Op de begraafplaats vind je de namen van de doden. Een kerkhof is een Friedhof: je vindt er vrede. Dwalend langs de namen vermenigvuldigen zich de herinneringen. En je vindt vrede door het geloof in Jezus Christus. Moeders brengen kinderen op de wereld. Kinderen begeleiden moeders de wereld uit: ze brengen hen naar hun laatste rustplaats op aarde. We ontvangen het leven uit Gods hand. En we leggen het ook weer terug in Gods hand. Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van Mij. God kent me bij name. Heel persoonlijk dus. Ik mag achter me laten wat me in mijn leven niet gelukt is. Ik mag dankbaar zijn voor het goede dat er was.
winst
Ik geef me over aan Gods barmhartigheid met mijn innerlijke strijd, mijn frustraties, mijn angst, mijn zonde en pijn. Er stond een kruis op Golgotha. En er werd een steen weggerold met Pasen. Mijn leven was Christus en mijn sterven is winst.
Onze doden krijgen de zegen mee bij hun vertrek uit deze wereld en bij hun ingang in Gods koninkrijk. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft. Je bent dus niet dood als je gestorven bent. Geloof je dat? (Johannes 10:26). Om die vraag kan niemand heen.