Wat ik vind van jouw levenzeg ik (liever) niet
Nieuwe borsten wil ze, zegt Michelle (19) zelfverzekerd. Op het gezicht van haar moeder is onmacht te lezen: ze is het er niet mee eens, maar wat kan ze zeggen? In Borsten voor je verjaardag , de reportage die het televisieprogramma Zembla vorige maand uitzond, kwamen ze aan het woord: mooie, gezonde, Hollandse meiden rond de achttien, negentien jaar die ontevreden zijn over hun uiterlijk. Het blijkt een snel groeiende groep. Plastisch chirurgen hebben wachtlijsten. De ouders zijn, op een enkeling na, niet enthousiast. Maar voor de camera verzetten ze zich nauwelijks. ,,Ze wil het al zo lang'', vertelt een moeder. En een ander zegt over haar dochter: ,,Ze wordt van de ingreep gelukkiger, zegt ze. Het is haar leven.'' Ook artsen stellen nauwelijks kritische vragen. De plastisch chirurg in de reportage legt zijn verantwoordelijkheid erg snel terzijde met een opmerking over de mogelijke beschadiging van de arts-patiëntrelatie.
Als je kind om een pistool vraagt, geef je dat ook niet
Wat de Zembla -documentaire zichtbaar maakt, is de verlegenheid van mensen om anderen aan te spreken op hun levensmoraal, zelfs als het hun eigen dochter betreft. Plastische chirurgie zonder dringende reden voor meisjes die net geen kind meer zijn, is verkeerd. Dat gevoel is af te lezen van de gezichten van de meeste moeders in het programma. Maar waarom doet de samenleving er dan niets aan? En waarom is het zo moeilijk om concrete maatregelen te nemen tegen andere zaken waarvan de meeste mensen vinden dat ze schadelijk zijn, zoals het drankmisbruik onder jongeren, de verloedering van wijken en de toenemende verspilling van voedsel en energie door huishoudens?
De levensmoraal van het individualisme maakt het onmogelijk om met steekhoudende argumenten in verzet te komen tegen de borstvergroting van je volwassen dochter. Het individu heeft het alleenrecht gekregen om te beslissen over zijn eigen leven: over zijn lichaam, over de vorm en frequentie van zijn relaties, over de manier en het tijdstip van overlijden. De enige beperking is dat de vrijheid die hij neemt, niet mag botsen met de vrijheid van anderen.
Dat media als Zembla steeds meer aandacht besteden aan micro-ethische thema's als plastische chirurgie en doorgeschoten schoonheidsidealen - bij uitstek zaken die volgens de individualist ieder mens zelf moet weten - wijst op een kentering. Niet alles wat mensen verlangen, blijkt verlangenswaardig te zijn. In de uitzending merkt Liesbeth Woertman, psychologe aan de Universiteit Utrecht, op: ,,Als een kind van drie om een pistool vraagt, geef je dat ook niet.''
Niet alleen op het gebied van de plastische chirurgie wordt ervaren dat het individualisme de verkeerde weg is. Volgens een NIPO-onderzoek uit 2003 in opdracht van het Leger des Heils vindt 72 procent van de Nederlanders dat de samenleving door de voortdurende individualisering ten onder gaat. 93 procent vindt dat normen en waarden vervlakken. Individualisme is een synoniem voor egoïsme geworden. De tijd dat premier Balkenende met zijn roep om normen en waarden werd weggehoond, lijkt voorbij. Steeds meer steden stellen gedragsregels op om overlast en verloedering van de wijken tegen te gaan. Dat het NOS-journaal uiterst positief bericht over een middelbare school in Leidschendam, die alcohol op schoolfeesten met harde hand verbiedt, verbaast niet meer. En opeens lijken bezwaren tegen de jarenlange euthanasiepraktijk weer voorzichtig bespreekbaar.
Ze wil het zelf, zei een van de moeders. Maar is dat zo?
Kinderen weten niet uit zichzelf wat goede normen en waarden zijn, maar ze leren die in gemeenschappen zoals het gezin, de kerk of de school. Dat is de kern van het communitarisme of gemeenschapsdenken, dat als alternatief voor het individualisme aan aanhang lijkt te winnen. Alleen in gemeenschappen leren mensen anders tegen hun medemens aankijken: niet als hinderpaal of middel tot de verwerkelijking van het eigen geluk, maar als iemand die je nodig hebt om echt mens te zijn.
Als dat waar is, roept het de vraag op of individualisten wel echt zelfstandig hun keuzes maken. Houden ze er niet onbewust een normerende gemeenschap op na? Wie de westerse mens observeert, ziet eerder een slaafse consument die koopt wat de markt hem opdraagt, dan een kritische individualist die zijn eigen weg gaat. Voor de preek op zondag en de ouderlijke vermaning zijn de reclame en de populaire media in de plaats gekomen. Die definiëren wat levensgeluk is. ,,Ze wil het zelf'', zei een van de moeders in Zembla over de borstvergroting van haar dochter. Maar is dat wel zo? Of hebben televisieprogramma's als Make Me Beautiful en Extreme Make Over dat haar dochter ingefluisterd?
Het gemeenschapsdenken is in opmars. Ook het kabinet heeft het voluit omarmd. PvdA-leider Wouter Bos keerde zich tijdens het congres van zijn partij in februari fel tegen het ,,doorgeschoten individualisme''. Het kabinet wil onder meer met nieuwe aandacht voor het gezin de verschraling van de Nederlandse levensmoraal tegengaan en de opgroeiende jeugd leren dat er meer waarden zijn dan alleen het eigen geluk. Desnoods met opvoedingskampen en extra regels.
Ook in een jeugdbende leren mensen moraal
Christenen zijn geneigd deze ontwikkeling toe te juichen. Tegen de verworvenheden van de jaren zestig, zoals de individualistische moraal, is onder christenen altijd groot verzet geweest, hoewel het individualisme ook diep in de kerken doorgedrongen is. Bovendien laat het gemeenschapsdenken aan individuele christenen zien dat een christelijke levensstijl niet zonder christelijke gemeenschap kan. De vraag is niet: laat ik mij door een gemeenschap gezeggen, maar door wélke gemeenschap laat ik mij gezeggen.
Toch is enige behoedzaamheid bij het omhelzen van het gemeenschapsdenken op zijn plaats. Een nieuwe gemeenschappelijkheid is niet de oplossing voor alle problemen, hoe wenselijk de aanpak van de grenzeloze mogelijkheden van de plastische chirurgie wellicht ook is. Ten eerste, omdat niet iedere gemeenschap geschikt is als overbrenger van goede moraal. Ook in de gemeenschap van een jeugdbende leren mensen normen en waarden, maar of dat goede zijn, is de vraag. Ten tweede, omdat aandacht voor het individu niet zonder meer afgewezen kan worden als onchristelijk, net zomin als een nadruk op de gemeenschap automatisch de goedkeuring van de Bijbel wegdraagt. In het christelijk geloof staat de individuele mens en zijn verantwoordelijkheid voor het aangezicht van God centraal. Historisch gezien is het individualisme een reactie op het gemeenschapsdenken van daarvoor, dat als dwingend en paternalistisch ervaren werd. De sociale context van het verzuilde Nederland, waar binnen de zuilen de regels volstrekt duidelijk waren, gaf mensen erg weinig ruimte voor eigen keuzes. Veel afkeer van de kerk komt daarvandaan.
De kerkgeschiedenis laat een voortdurende zoektocht zien naar de balans tussen gemeenschap en individu. Vroeg de reformatie tegenover een alom aanwezige kerk aandacht voor de relatie tussen God en de enkele ziel, de geschiedenis van het protestantisme laat ook vormen van sterk ontwikkeld (en dwingend) gemeenschapsdenken zien.
Het ideale, wankele evenwicht tussen gemeenschap en individu is niet snel gevonden. Gemeenten die het probleem 'voorbij' zijn of succesformules voor de gemeentepraktijk zijn er niet. Wel zijn er ideeën om naar de balans op zoek te gaan. De christelijke gereformeerde predikant dr. Bert Loonstra schreef in 2000 het boek Zo goed en zo kwaad. Naar een ethiek van de christelijke gemeente. Daarin stelt hij een gemeente-ethiek voor die niet zozeer op regels is gebaseerd, maar die gevormd wordt door het gemeenschappelijk lezen van de Bijbel. De gemeente leert haar leden met thema's als kindschap, vreemdelingschap en discipelschap een christelijke levenshouding aan. Concrete beslissingen, bijvoorbeeld rond plastische chirurgie, uitgaan en drankgebruik, zijn vervolgens aan de afzonderlijke leden zelf. Er zijn ook critici die deze aanpak te vrijblijvend vinden. Die voeren juist een pleidooi voor duidelijke regels - bijvoorbeeld geen plastische chirurgie, geen drankgebruik - waardoor de christelijke gemeente zich onderscheidt van de wereld.
Ik haal mijn waardigheid uit wat God van mij vindt
De zoektocht richt zich op een christelijke levenshouding, waarin kindschap en discipelschap centraal staan. Zonder vrijblijvendheid en tegelijk zonder dwang. Dat zo'n levenshouding wel degelijk mogelijk is, laat Jantine Zuur zien. Ze is negentien jaar, even oud als de meisjes uit de Zembla- reportage. Voor haar geen individualistische levensmoraal, maar zoeken naar wat God wil. Afgelopen jaar deed ze het basisjaar van de Evangelische Hogeschool. Belangrijke keuzes, zoals voor partner en studierichting, wil ze niet op zichzelf maken. ,,Daarvoor ga ik te rade bij mensen die ik vertrouw. En ik breng het voor God.'' Ze herkent wel degelijk een neiging tot individualisme bij zichzelf, maar daar verzet ze zich tegen. Hoe er in haar thuisgemeente gedacht wordt, vindt de studente erg belangrijk. Maar ze durft ook gerust anders te denken en kritische vragen te stellen. ,,Daar staan ze bij ons in de gemeente heel open voor.'' In de gesprekken op school schaamt ze zich niet voor haar standpunt. ,,Maar ik pas mijn mening ook gerust aan. Waarom niet? Zo oud ben ik toch nog niet?''
Jantine begrijpt wel waarom veel leeftijdsgenoten voor plastische chirurgie kiezen. ,,Je bent veel bezig met hoe anderen over je denken. Ik haal mijn waardigheid uit wat God van mij vindt. Als je dat niet hebt, zoek je je geluk bij mensen of het reclame-ideaal.''