Nederzettingen zware last voor Israël
Lange tijd bestond grote onduidelijkheid over het precieze bedrag. Voorlichters en andere informatieverstrekkers deden overwegend hun best de gegevens geheim te houden. De veelgebruikte methode van instanties was: geen scheiding te maken tussen wat ze in Israël zelf en wat ze in de Joodse nederzettingen uitgaven.
Verslaggevers van het Israëlische dagblad Ha'aretzÿ00hebben enkele maanden onderzoek verricht naar de kosten van de nederzettingen. De resultaten werden dezer dagen gepubliceerd voor de editie van het Joodse Nieuwjaar. Het dagblad vroeg informatie op bij het ministerie van Defensie en Financiën, bij het Joodse Agentschap en bij andere overheidsinstellingen. ,,Al deze lichamen worden gefinancierd door de belastingbetaler en zijn verplicht informatie aan het publiek te geven. Maar ze weigerden allemaal volledige of gedeeltelijke gegevens te verstrekken'', zo schrijft de krant. In sommige gevallen trachtten overheidsfunctionarissen de gegevens moedwillig in de doofpot te houden. In andere gevallen waren functionarissen van ministeries zelf niet eens in staat, informatie te vinden, als gevolg van succesvolle camouflagemethoden.
In 1967, het jaar waarin Israëlische troepen de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook binnentrokken, werd de eerste nederzetting gebouwd. Inmiddels is dat aantal opgelopen tot 143 dorpen en steden, waar in totaal ruim 231.000 mensen wonen. De Arbeiderspartij begon met het toestaan van de vestiging van Israëliërs in deze gebieden, maar onder Likud werd het grootste aantal plaatsen uit de grond gestampt.
Ha'aretz is tot de conclusie gekomen dat de jaarlijkse extra kosten voor de nederzettingen ten minste 2,5 miljard sjekel (0,5 miljard euro) bedragen. (Een euro is ongeveer vijf sjekel). De militaire kosten zijn daarbij niet meegerekend. In totaal hebben regeringen sinds 1967 minimaal 45 miljard extra uitgegeven aan de nederzettingen. Voor elke Israëlische burger op de Westelijke Jordaanroever en in de Gazastrook trekt de regering gemiddeld 10.000 sjekel extra uit en voor elk gezin 40.000 sjekel.
In de afgelopen veertien jaar zijn de begrotingen voor de nederzettingen vrijwel gelijk gebleven. In sommige jaren groeiden de begrotingen iets -bijvoorbeeld in de jaren 1990 tot 1992 tijdens de rechtse coalitie van Jitschak Shamir - en in andere jaren krompen deze iets. Dat was het geval in de regeringsjaren van Jitschak Rabin, die Shamir opvolgde.
De extra militaire kosten die tijdens de Intifada van de afgelopen drie jaar nodig waren voor het beschermen van de nederzettingen, bedragen ook nog eens twee miljard tot tweeënhalf miljard extra sjekel per jaar. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld het beschermen van de nederzettingen met helikopters, het plaatsen van reservisten en dienstplichtigen als bewakers, het evacueren van kolonisten van de illegale buitenposten en het versterken van de nederzettingen tegen beschietingen.
De extra gelden stromen op verschillende wijzen de nederzettingen binnen. De meeste kosten zijn verbonden aan de extra fondsen die naar de regionale en plaatselijke raden vloeien. Dit is per jaar 705 miljoen sjekel. De regering steekt verder 440 miljoen sjekel in de huisvesting en 396 sjekel in de speciale wegen die voor de kolonisten worden aangelegd om te voorkomen dat ze door Arabische gebieden moeten rijden.
Ook voor uitgavenposten als politiek, onderwijs, gezondheid, water en industrieaanleg wordt voor de bewoners van Judea, Samaria en de Gazastrook veel meer geld uitgetrokken dan voor andere Israëliërs. De regering heeft voor hen zelfs twee extra fondsen gemaakt: de 'Oslo-toelage' en de 'Intifada-toelage'. Samen waren deze twee potjes goed voor 70 miljoen sjekel per jaar, maar de regering, die momenteel grote geldzorgen heeft, heeft er dit jaar grondig in gesneden.
Verder kregen de bewoners extra geld om een huis te kopen. Ook hoefden de bewoners in de nederzettingen minder belasting te betalen. Daarmee liep de staat jaarlijks circa 130 miljoen sjekel mis. De belastingkortingen werden dit jaar opgeheven, maar de regering staat onder grote druk, ze weer in te stellen.
Het stelsel van muren en hekken dat Israël bouwt om zijn burgers te beschermen tegen terroristen, zal de belastingbetaler zo'n 6,5 miljard sjekel kosten. De afscheiding kronkelt over de Westelijke Jordaanoever om een aantal nederzettingen te kunnen opnemen. Als het hekwerk gewoon op de grens tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever was gebouwd, kwam dit aanzienlijk goedkoper uit, namelijk op 3,5 miljard sjekel.
Het is onmogelijk, te bepalen hoeveel de staat zou besparen, als het leger zich zou terugtrekken. Er moeten namelijk soldaten gestationeerd blijven langs de eventuele nieuwe grens, om infiltraties van terroristen te voorkomen. Ook tussen 1948 en 1967, toen de Westelijke Jordaanoever was bezet door Jordanië en de Gazastrook door Egypte, drongen Palestijnen het land binnen om Israëlische burgers te doden.