Feuilleton: Verraad (151)
151. ‘Het gaat vriezen, wat moet ik dan toch beginnen?’ klaagt oom Matthijs.
‘De Prins van Oranje kan nog wel soldaten gebruiken’, antwoordt David spottend. Michael hoort de afkeer in de stem van zijn vriend.
‘Hebben jullie eten bij je?’ zegt de man op een huiltoontje.
‘Een stuk brood en wat kaas’, antwoordt Michael.
In Amsterdam was zijn oom vriendelijk en gastvrij. Natuurlijk was zijn verradersplan fout, maar hoe is het met hemzelf? Het scheelde niet veel of hij had de kaart in Franse handen gespeeld. Hij probeert het minachtende gebrom van David te negeren.
Oom Matthijs grist de kaas en het brood uit zijn handen en neemt een grote, schrokkerige hap. Zo snel als een beest werkt hij het voedsel naar binnen.
‘Heeft u nog iets van tante Aalt gehoord?’
Oom Matthijs slikt een brok kaas door. Iets te haastig, want je ziet het bijna door zijn slokdarm zakken. Hij schudt zijn hoofd. Nee, niets van haar gehoord.
Matthijs hoest even en neemt een flinke hap brood.
‘Ik heb tante Aalt opgezocht’, zegt Michael voorzichtig.
Hij wil zijn oom het slechte nieuws vertellen, maar dat is een lastige taak. Oom Matthijs heeft het al zo moeilijk.
‘Ze zit in het Dolhuis’, gooit hij eruit.
Oom Matthijs stopt even met kauwen.
‘Mooi zo’, bromt hij en neemt snel een volgende hap.
Michaels mond valt open van verbazing. Mooi zo? David schiet in de lach.
‘Ja, ze krijgt daar eten en drinken. Meer dan ik hier kan vinden, dus zo slecht heeft ze het niet.’ Verontwaardigd schudt oom Matthijs zijn hoofd.
‘Zij werkte bij Blaeu en het was haar idee om de Fransen een kaart in handen te spelen, ze wilde geld hebben.