Feuilleton: Vriend of vijand (144)
144. Hij wilde haar niet verliezen, hij kon haar niet loslaten. Als hij Tanja kwijt was, had hij niemand meer.
‘Tanja, vertel. Ik begrijp het niet. Wat is er gisteren precies gebeurd?’
Ze haalde diep adem.
‘Oom Jan is opgepakt. En Dirk ook, maar die is …’
‘Wat?’?
‘Niks. Laat maar.’
‘Vertel, Tanja.’
Ze begon te huilen. Alweer. Hij kreeg het benauwd, zijn hart leek wel klem te zitten tussen zijn ribben.
‘Wat is er met die Dirk?’
‘Hij is … terug.’
Hij verstond het nauwelijks door dat gesnik.
‘Mooi toch?’ probeerde hij. ‘Die Dirk zal dan wel onschuldig zijn.’ Het was als troost bedoeld, maar zo werkte het niet.
Tanja rechtte haar rug en sloeg met haar vuist op de armleuning van de stoel.
‘Hij kon helemaal niet meer rechtop lopen!’
Zo hard had hij haar nog nooit horen schreeuwen. ‘Sssst! Mijn ouders hoeven het niet te horen.’
Dat werkte. Meteen was ze stil. Op fluisterende toon ging ze verder.
‘Ze hebben hem geslagen en geschopt. Tante Dien ook, want die had een rode plek op haar wang. Zo zijn ze, snap je dat dan niet?’
Tja, dacht hij, daar kon hij ook niks aan doen. Als mensen iets deden wat verboden was, en niet gewoon konden luisteren, dan kreeg je dit soort dingen. En die boer? Soms was het nu eenmaal goed dat mensen even achter de tralies zaten. Zulke mensen, zou zijn vader zeggen, zorgen voor zo veel onrust. En onrust is voor niemand goed. Dat dacht hij allemaal, maar hij zei het niet.
Ze wreef met een zakdoek langs haar ogen. ‘Chris?’
‘Ja?’
‘Je moet me helpen. Jij bent de enige die dat kan.’
Hij schrok. Wat wilde ze?