Mierenegels belangrijk voor Australische bodem
De mierenegel scharrelt zijn kostje bij elkaar door termieten en mieren uit te graven en op te likken met zijn lange tong. Daarbij woelt het diertje de bodem op grote schaal om.
Dit blijkt uit een nieuw onderzoek van biologen en ingenieurs, waarbij mierenegels zijn uitgerust met een kleine versnellingsmeter. Die registreert de bewegingen van het dier. De miereneter kan relatief grote afstanden afleggen. In de zomer, wanneer de omstandigheden alleen in de avond- en ochtendschemering geschikt zijn voor het zoeken van voedsel, verplaatst het dier zich met zo’n 60 centimeter per seconde, ongeveer de maximaal haalbare snelheid.
Ook bleek dat de dieren 12 procent van hun tijd besteden aan graven. De metingen wezen uit dat een mierenegel zichzelf in een minuut helemaal onder een laag aarde en bladeren kan werken. Daarvoor moeten ze hun eigen lichaamsvolume aan materiaal verplaatsen, ongeveer zo’n 3200 kubieke centimeter.
De onderzoekers schatten dat één mierenegel per jaar 204 kubieke meter grond omwoelt. Anders gezegd: twaalf van deze ruim drie kilo zware zoogdieren verplaatsen per jaar een hoeveelheid grond en strooisel die een compleet olympisch zwembad kan vullen.
Daarmee zijn de mierenegels zeer belangrijk voor de conditie van de bodem in Australië. Het goede nieuws is dat de mierenegels van alle oorspronkelijk in Australië wonende zoogdieren het minst te lijden hebben gehad van de import van Europese dieren op het continent. Andere bodem-omwoelende soorten zijn uit grote delen van het land verdwenen. ?