Orthodox en liberaal
Zo’n vijftien jaar lang heeft Hans Le Poole in de vaste veronderstelling geleefd dat de portier van het Delftse universiteitslaboratorium, waar zijn vader als hoogleraar natuurkunde werkte, diens baas was. Toen hij hem als jochie namelijk eens vergezelde naar zijn werk, behandelde zijn vader de man die hen ontving zó hoffelijk dat Hans geen moment twijfelde of dit was zijn vaders chef. Maar het was andersom.
Het tekent de levenshouding van zijn ouders. Hans’ ouders maakten deel uit van een oud patriciërsgeslacht van Franse (hugenoten) herkomst en behoorden tot de chic van Delft. Dat kwam niet in mindering op hun respect voor andere mensen, ook buiten hun eigen ‘stand’. Als er stratenmakers bezig waren voor het huis, werden ze binnen genood voor een kop koffie. ‘Ik had lieve, geduldige ouders en heb een heerlijke jeugd gehad. We gingen niet vaak naar de kerk. Ze brachten me wel liefde voor God bij, net zo goed als voor mensen. Van jongs af prentten ze ons ook in dat je je maatschappelijk nuttig moest maken. Dat zit nog steeds onder mijn hersenpan verankerd: je bent er voor de ander. Mijn vader was daarom bijvoorbeeld actief als fractievoorzitter van de plaatselijke VVD en mijn moeder ging de huizen langs met de collectebus. Ik heb dat ook altijd gedaan. Nog steeds. Ik loop voor het Leger des Heils en voor de Dierenbescherming.’
Netheid en etiquette stonden hoog aangeschreven in huize-Le Poole. ‘Maar mijn ouders moesten niets hebben van de poeha zoals die in hun kennissenkring wel voorkwam. Geld en goede manieren, vonden zij, zijn geen zaken om je mee te verheffen. We spraken wel erg beschaafd Nederlands. Ik ook. Op het bekakte af. Dat brak me wel op. Op de hbs moest ik eens een spreekbeurt houden. Voor inhoud kreeg ik een acht, maar voor presentatie een 7-. “Het was niet om aan te horen”, vond de leraar. Ik vrees dat ik in die tijd overkwam als een arrogant, kakkineus jongmens. Daar heb ik nog steeds spijt van. Later heb ik er bewust afstand van genomen.’
gebedsbeweging
Hans’ ouders waren lid van de Katholiek Apostolische Gemeente in Den Haag. Dit kerkgenootschap, dat in Nederland vijf gemeenten telt, ontstond in het begin van de negentiende eeuw in Engeland uit een gebedsbeweging die de kerken van binnenuit wilde vernieuwen. ‘Ik ben hier nog steeds lid van. Het is een orthodoxe kerk die lijkt op de anglicaanse, met katholieke vormen, maar met een reformatorisch-evangelische inhoud. De centrale belijdenis is dat er maar één gemeente van Jezus Christus is en dat die in alle kerken te vinden is. Overigens kerken wij tegenwoordig in onze eigen woonplaats Bussum in de Vrije Evangelische Gemeente. Ik wil geen naambordje boven mijn kerklidmaatschap hangen.
Wij gingen thuis niet zo vaak naar de kerk. Ik zat ’s zondags vooral op het hockeyveld en ging verplicht naar dansles. Mijn moeder was van vrijzinnige huize. Ik heb vooral de mooie kanten daarvan meegekregen. Zo kregen wij op de Delftse School Vereniging les van domina Goossen, die een verpletterende indruk op mij maakte met haar verhalen over Jezus’ liefde als voorbeeld voor ons. Dat was zó inspirerend, zó warm, prachtig!’
In zijn vrije tijd speelde Hans gitaar in een bandje, The Ripcords, dat optrad in de uitgaansscene van Delft, Den Haag en Scheveningen. Daardoor kwam hij in contact met leden van andere bands als Tee Set en Golden Earring die later nationaal en internationaal doorbraken. Het succes van The Ripcords was wat bescheidener, hoewel ze zo’n drie keer per week optraden en ook een plaat maakten. Zijn ouders lieten Hans vrij in zijn bezigheden voor de band, al kwamen die zijn schoolprestaties niet ten goede. Na een periode waarin hij met zijn ouders meetrok naar Tucson in de Verenigde Staten (zijn vader vervulde er een gasthoogleraarschap), schreef hij zich in aan het rooms-katholieke St. Stanislascollege in Delft om zijn middelbare school af te maken. ‘Pater Hillenaer die mij daar ontving, zei: prima dat je hier komt, maar dan is het wel afgelopen met de muziek. Toen ben ik daarmee gestopt en heb ik mijn hbs afgemaakt.’
feesten
Inmiddels bracht ik met de band een vakantie door in Blanes, Spanje. Op een avond, toen ik geen zin had om voor de zoveelste keer mee te gaan naar de disco, zat ik in m’n tentje wat aan een transistorradiootje te draaien. En in de rijstebrij van zenders op de middengolf kwam plotseling een heldere stem door, die zei: ‘Kom tot mij als je vermoeid en belast bent en ik zal je rust geven.’ Het was – naar me later bleek – een uitzending van Trans World Radio en de stem was die van Billy Graham. Dat was voor mij een ongelooflijk moment. Ik voelde me ondanks het elke avond feesten de hele vakantie al leeg. Ik was niet gelukkig. Die stem sloeg in als een bliksem. Ik moest enorm huilen, al begreep ik helemaal niet waarom. Ik zette direct de radio uit. Maar toen ik hem later toch weer aandeed, kwam die stem nog een keer. En hij zei hetzelfde. Toen ging de lading schuiven in mijn leven. Het was het begin van een proces waarin ik de Here Jezus en zijn liefde en genade voor mij steeds meer heb leren kennen.’
Toen ik van vakantie thuiskwam en mijn vader vertelde wat er was gebeurd, zei hij: ‘Dan moesten we zondag maar eens naar de kerk gaan.’ ’s Zondags vertelde ik mijn verhaal aan de voorganger van onze gemeente in Den Haag. Hij stelde voor om God samen te danken en met z’n drieën gingen we op de knieën. Ik huilde zeeën van tranen. Dat betekende niet dat ik plotseling een bekeerd christen was. Weliswaar had ik een bekeringsmoment beleefd, maar er volgde daarna nog een heel proces waarin mij duidelijk werd dat God iets anders met mijn leven voorhad dan ik had voorzien. Ik herinnerde me in die tijd de woorden van mijn oma die, toen ik eens geen behoefte had om mee te gaan naar de kerk, zei: ‘Maar misschien heeft God wel behoefte om jou daar te zien.’ Ik zag nu ineens wat zij bedoelde. Sindsdien ben ik altijd naar de kerk gegaan, niet omdat ik daar altijd behoefte aan heb, maar omdat Hij mij daar wil zien.’
Kort na Hans’ hbs-examen startte de Evangelische Omroep met uitzenden. Dat was in april 1970 en een maand later meldde Hans zich in Hilversum voor een vakantiebaantje. Hij deed er allerlei klusjes voor het productiebureau televisie en werd door dirigent Arie Pronk uitgenodigd te helpen bij het samenstellen van muziekprogramma’s. Hij ontmoette er de, toen nog ongelovige, uitzendkracht Wendela, die later tot geloof kwam. Zij kregen een relatie en Wendela is ook vandaag nog zijn vrouw.
In die begintijd ging het er bij de kersverse omroep, die één uur tv en drie uur radio in de week verzorgde, erg rommelig toe. ‘De enige die verstand had van omroepzaken was de directeur, J.J. Akkerman, die afkomstig was van de NOS. Elke week was er weer paniek: hoe krijgen we die uren vol? Het was allemaal veel lastminutewerk met vooral natuurfilms en samenzangprogramma’s. Er waren veel goede bedoelingen, maar de zakelijkheid was ver te zoeken.
Onder de medewerkers waren nogal wat spanningen en er werd eindeloos gediscussieerd over wedergeboorte, doop en ware kerk. Ook liepen er nogal wat mensen rond die maar één belang hadden: hoe speel ik hier zo snel mogelijk de eerste viool? En als dat niet lukte, waren ze vaak weer snel verdwenen. Maar er waren ook mensen die op mij een onuitwisbare indruk hebben gemaakt: vader en zoon Glashouwer, broeder Kits en Albert Ramaker vooral.’
Verlangt u weleens terug naar die begintijd?
‘Ik denk er met grote dankbaarheid aan terug, maar nostalgische gevoelens heb ik niet. Ik ben erg dankbaar dat er vandaag nog steeds een EO is, al komen er in sommige programma’s natuurlijk weleens zaken naar voren waar ik anders over denk. Maar ik ben blij dat de EO van vandaag nog steeds bestaat uit mensen die Jezus Christus liefhebben, die oog hebben voor de diepste nood van de mens en die programma’s maken over nieuwe kansen voor mensen. Als er vandaag geen EO meer zou zijn, zou ik dat een ramp vinden voor Nederland.’
Waar denkt u bijvoorbeeld anders over?
‘Ik heb geen behoefte dat publiek te etaleren, want ik denk dat ik daar de EO niet mee dien. Ik begrijp best dat er soms kritiek mogelijk is en daar kun je de mensen van de EO best op aanspreken. Maar publiek doe ik dat niet. En ik vind zeker niet dat je daarom je je steun aan de EO moet opzeggen, zoals sommigen hebben gedaan. We moeten vooral blijven bidden: één woord van gebed heeft honderdmaal meer invloed dan honderd woorden van kritiek. Als onze gebeden voor de EO verslappen, zal de boel verbleken. Maar een biddende organisatie en achterban zullen zegen blijven verspreiden. Daar geloof ik heilig in.’
Geboren in 1948 in een liberaal hoogleraarsgezin in Delft.
Trad als gitarist op in bandjes in de Delftse en Haagse popscene.
Kwam tot bewust geloof door een radio-uitzending van Billy Graham.
Was van 1970 tot zijn pensioen in dienst van de Evangelische Omroep, vanaf 1987 als hoofd muziek en gevarieerde programma’s.
Was van 1994-1998 zendercoördinator van Radio 5 bij de NOS.
Was vanaf 2000 tot 2008 bestuurslid van de Vereniging Tot Heil des Volks en daarna tot 2011 voorzitter van de Raad van Toezicht.
Is getrouwd met Wendela en woont in Bussum.