Als ze traag aan de stok draait die de eend doorboort, komen Jazeel en Davied aanhollen. De schaduwen van de heuvels hellen inmiddels ver over het meer en ze kan hun gezichten niet goed zien, maar iets in hun bewegingen alarmeert haar. ‘Is abba hier?’
Davied speurt hijgend de kust af. Ziet ze nu paniek in zijn ogen? Als vanzelf pantsert ze zich tegen hun onrust en zwijgend gebaart ze dat Tamar verder aan de stok moet draaien. Moeizaam komt ze overeind: ‘Waar is hij?’ Davied haalt zijn schouders op, de paniek duidelijk zichtbaar. ‘Ik weet het niet!’