Het eureka-moment in de toeslagenaffaire? Zelfs daarover verschillen de betrokkenen van mening
Den Haag
Jaap Uijlenbroek en Manon Leijten komen waarschijnlijk niet op elkaars verjaardag. Dat het niet botert tussen de oud-topmanagers van het ministerie van Financiën mag duidelijk zijn. Alle toeschouwers van de vijfde verhoordag van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag hebben het vrijdag zien schuren tussen de twee.
De contrasten in persoonlijkheid kunnen op het eerste gezicht haast niet groter zijn. De droge, precieze, ietwat betweterige Uijlenbroek gebruikt zijn vier uur durende ochtendverhoor om de parlementariërs streng de les te lezen; de gestreste en nogal vage Leijten bezwijkt ’s middags bijna onder het spervuur van vragen waarop ze geen antwoord heeft. Ze lijkt de meeste niet te begrijpen en kan zich überhaupt weinig herinneren. Voorzitter Chris van Dam vraagt aan het eind: ‘Ik zie u nogal worstelen, klopt dat?’ Ze beaamt dat bijna in tranen. Beide ambtenaren zitten tijdens hun verhoor subtiel op elkaar af te geven.
Leijten was tot voor kort secretaris-generaal op het ministerie van Financiën en in die functie de directe leidinggevende van directeur-generaal Belastingdienst Uijlenbroek. De laatstgenoemde geeft een gedetailleerd verslag van wat er onder zijn bewind foutging bij de Belastingdienst als geheel en de afdeling Toeslagen in het bijzonder. De commissieleden prijzen hem om zijn scherpe geheugen.
Uijlenbroek schetst grotendeels hetzelfde beeld als zijn ondergeschikten eerder die week; dat van de Belastingdienst als complexe organisatie die staat en valt met procesmatig werken. Voormalig directeur Toeslagen Gerard Blankestijn sprak woensdag van een ‘fabriek die elke maand acht miljoen betalingen en honderdduizenden mutaties daarop moet verwerken’. Dat lukt alleen als standaardisering en automatisering de norm is, waarbij de menselijke maat al snel verloren gaat. ‘De politiek kan maatwerk eisen, maar daar hebben we gewoon de mankracht niet voor’, hield Blankestijn de commissie voor.
Uijlenbroek wijst op de vele bezuinigingen die de dienst sinds 2010 zijn opgelegd. ‘De Belastingdienst wordt al vijftien jaar zwaar verwaarloosd. De automatisering is sterk verouderd en we hebben te weinig medewerkers in verhouding tot de hoeveelheid werk die we moeten verzetten. Er is te weinig tijd voor inhoudelijke en individuele beoordeling van dossiers. In die situatie weet je gewoon dat het aantal fouten toeneemt.’ Uijlenbroeks voorganger Peter Veld had het over ‘robotisering’ van belastingambtenaren.
De voormalige topmanagers maken zichzelf wel degelijk verwijten, zeggen ze. Uijlenbroek, die in 2017 aantrad, vindt dat hij meer had moeten doorvragen toen hem duidelijk werd gemaakt dat honderden ouders de dupe waren van een mislukt fraudeonderzoek bij een Eindhovens gastouderbureau. ‘Ik heb lang gedacht dat deze zaak (CAF-11) een geïsoleerd geval was. Het is me pas in 2019 duidelijk geworden dat het probleem veel groter was en dat er heel veel vergelijkbare zaken waren waarin de Belastingdienst grote fouten heeft gemaakt.’
eureka-moment
Uijlenbroek beschrijft beeldend het moment waarop dit kwartje viel. Bij hem, maar ook bij staatssecretaris Menno Snel en de rest van de top van het ministerie en de Belastingdienst. ‘Het was tijdens een overleg op 4 juni 2019. We hadden een Kamerbrief over de toeslagenaffaire voorbereid voor de staatssecretaris. Daarin legden we de Tweede Kamer nogmaals uit hoe de wereld volgens ons in elkaar zat. Terwijl Snel in een andere kamer de brief zat te lezen, vertelde een van de teamleiders wat zij had aangetroffen in de dossiers van onze fraudeonderzoeken: slechte administratie, onvolledige dossiers, de inhoudelijke onderbouwing van stopzettingen klopte niet. Toen zei ik: ‘Maar als dat waar is, hebben al die burgers toch gewoon gelijk?’ Er viel een doodse stilte. Daarna ben ik opgestaan om de staatssecretaris te informeren dat de burgers gewoon gelijk hadden. En dat onze brief maar beter niet verzonden kon worden.’
Snel zag meteen de ernst van de zaak in en vroeg secretaris-generaal Leijten een interdisciplinair crisisteam te formeren. Tot groot ongenoegen van Uijlenbroek gaf Leijten niet hem, maar zijn plaatsvervanger Jasper Wesseling de leiding. Als de commissie haar vraagt waarom ze de logische kandidaat Uijlenbroek passeerde, draait Leijten er opzichtig omheen. Totdat D66’er Salima Belhaj haar confronteert met een notitie aan de staatssecretaris waarin ze stelt dat ‘het niet gemakkelijk samenwerken’ is met Uijlenbroek en dat de andere afdelingen van het ministerie daarom liever Wesseling in die functie zien. ‘Uijlenbroek werd van alles op de hoogte gehouden’, reageert ze kortaf.
Uijlenbroek beweert in zijn eigen verhoor het tegendeel. ‘Ik kan uw vragen over wat er werd besproken in het crisisteam helaas niet beantwoorden, omdat ik daar geen deel van uitmaakte.’ Saillant is dat Leijten ook een heel andere lezing geeft van het ‘eureka-moment’ waarop de top van de Belastingdienst zich realiseerde dat de toeslagenaffaire zich niet beperkte tot klanten van één gastouderbureau. ‘Dat overleg waar Uijlenbroek het over heeft was helemaal niet het moment waarop iedereen de spreekwoordelijke draai maakte. Voor mij kwam dat moment al eerder, eind april, toen ik de staatssecretaris adviseerde een externe commissie naar deze zaak te laten kijken. Menno Snel volgde mijn raad op. Dat werd de adviescommissie-Donner.’
Opmerkelijk: beide ambtenaren dichten zichzelf een hoofdrol toe bij het doen kantelen van de toeslagenaffaire in de goede richting. <
verhoor politici
Deze week worden op drie dagen politici gehoord. De parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag wil vooral weten: wat wisten de politici over de aanpak van toeslagen en wat hebben zij ermee gedaan? Vandaag worden de voormalig staatssecretarissen Frans Weekers en Eric Wiebes van Financiën gehoord, net als oud-minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher. Woensdag volgen de voormalige staatssecretarissen Tamara van Ark en Menno Snel, donderdag minister Wopke Hoekstra van Financiën en premier Mark Rutte.