Solomon Bockarie ontsnapte aan pijn in Sierra Leone. ‘God zal mij de kracht geven om terug te komen’

Rijswijk
Solo, de olympische droom van een oorlogskind is een boek dat je bij de keel grijpt. Auteur Hugo Verkley schetst beeldend hoe atleet Solomon Bockarie (33) ontsnapte aan de misère in Sierra Leone en in Nederland een bestaan opbouwde als topsprinter.
Op pagina 32 van het onlangs verschenen sportboek dringt zich een beeld op dat de lezer tot aan de finish blijft vasthouden. ‘Bij iedere stap werd het lichaam van mijn vader kleiner. We keken net zolang totdat hij niets meer was dan een klein stipje en uit ons gezichtsveld verdween.’ Solomon Bockarie groeide op in Afrika en raakte als negenjarig hummeltje in shocktoestand toen zijn vader voor zijn ogen in zijn geboortedorp Makeni werd geëxecuteerd. Mensen in Sierra Leone zijn wel wat gewend, maar tegen sadistisch militair machtsvertoon is geen enkel brein bestand.
Het is alweer dertig jaar terug dat de mensonterende burgeroorlog in het altijd nog onderontwikkelde Sierra Leone begon. Rebellenleider Foday Sankoy zocht met zijn Revolutionary United Front (RUF) de confrontatie met regeringstroepen en werd daarbij gesteund door de Liberiaan Charles Taylor. Laatstgenoemde was leider van het opstandelingenleger National Patriotic Liberation Front en zou later president van zijn Liberia worden. Toen het presidentschap zich aankondigde, het was 1997, was de jonge Bockarie nog bezig zijn wonden te likken.
Bockarie is openhartig over zijn pijn, die alleen maar vergroot werd doordat hij zijn moeder na de executie volledig uit het oog verloor. Samen hadden ze geknield bij het levenloze lichaam van zijn vader gezeten. Maar de rebellen van Taylor waren onverbiddelijk en gunden moeder en zoon geen seconde een waardig afscheid.
‘Ik moet weer in vorm komen en vertrouw erop dat God mij zal helpen.’
‘Mijn vader werd zonder goede reden vermoord, het gebeurde volkomen willekeurig’, zegt Bockarie in het boek. ‘We waren uit ons huis verjaagd en sloegen met veel dorpelingen tegelijkertijd op de vlucht. Overal werden mensen op straat geëxecuteerd, er heerste een ongelofelijk gevoel van paniek. We hebben het allemaal op een rennen gezet om in veiligheid te komen. Ik ben mijn moeder kwijtgeraakt en heb haar pas jaren later in Nederland teruggezien.’
jeugdvriend
Een oude jeugdvriend van zijn vader, ‘meneer Braima’, vangt Solomon op en brengt rust in zijn leven. Braima, een wijs man, neemt de jongen op in huis en geeft hem het voedsel waar hij gek op is: kruidige rijst, kip, bananen, mango’s en snoep. Als de rebellen Makeni hebben verlaten en dorpsbewoners de ruïnes langzaamaan opbouwen, maakt Solomon voor het eerst kennis met de atletieksport. Voetballen deed hij altijd al graag, maar als sprinter blijkt hij over bovengemiddelde mogelijkheden te beschikken.
Bockarie is vijftien jaar als hij zijn eerste officiële honderd meter sprint loopt. Hij profiteert optimaal van zijn lichaamsbouw en ontwikkelt zich in rakettempo. Nationale jeugdtitels zijn de beloning voor zijn inspanningen, maar echt opgewonden wordt Bockarie als de nationale atletiekbond hem in de zomer van 2008 naar de Olympische Spelen van Peking stuurt. Daar gaat hij de strijd aan met wereldtoppers als Usain Bolt.
De Spelen lopen in sportief opzicht uit op een deceptie voor Bockarie, die wel volop geniet van de entourage. In het olympisch dorp verorbert hij gretig hamburgers. ‘Ik wist niet wat ik zag’, vertelt hij haast aandoenlijk in het boek. ‘Hamburgers van McDonald’s, helemaal gratis! Ik at er vijf per dag en propte ook mijn zakken helemaal vol. Presteren kon ik niet meer, want ik had binnen twee weken een buikje. Maar het maakte me niks uit; ik had heerlijk gegeten.’
In het tamelijk trendy café Barista in Rijswijk lacht Bockarie zijn tanden bloot wanneer het thema ‘voedsel’ aan de orde komt. Hier in Nederland maakte hij rap kennis met de koolhydraatrijke knol die in 1885 door Vincent van Gogh werd geëerd met een schilderij: de aardappel.
‘Aard-ap-pel’, spelt Bockarie hardop. ‘Boerenkool, zuurkool, andijvie, ik heb het allemaal gegeten. Toen ik in 2005 naar Nederland reisde, kwam ik in het bekende asielzoekerscentrum in Ter Apel terecht. Ik zat daar met veel lotgenoten en was blij dat ik überhaupt te eten at. Maar ook later, toen ik bij mijn moeder in Zwolle ging wonen, heb ik nog vaak genoeg Nederlands gegeten. Er is helemaal niks mis mee. De rijst met kip en kruiden van mijn moeder heb ik liever, maar ik moet me nu eenmaal aanpassen. Ik heb een tijd een vriendin gehad die mij twee kinderen heeft geschonken. Zij verdiende ook niet zoveel, maar we hadden genoeg geld voor een volle buik.’
‘Ik heb ook heel veel bruine boterhammen met pindakaas gegeten’, vervolgt Bockarie. ‘Soms drie keer per dag. Zelfs toen ik mijn atletiekloopbaan langzaamaan oppakte, deed ik dat. Dat is niet optimaal voor een atleet natuurlijk. Gelukkig kreeg ik van het NOC*NSF de A-status na verloop van tijd. Die gaf mij recht op 1700 euro per maand en een auto. Helaas ben ik door blessureleed de A-status kwijtgeraakt. Ik zal op zoek moeten naar sponsors, want ik wil nog een paar jaar doorgaan met atletiek en volgend jaar bij de Olympische Spelen in Tokio met de Nederlandse estafetteploeg meedoen aan de 100 meter.’
Zijn moeder, vervolgt Bockarie, kon met hulp van de kerk samen met zijn zus de overstap naar Nederland maken. Ze is diepgelovig en legt haar moeizame leven in handen van God. ‘Ik denk daar hetzelfde over’, zegt Solomon. ‘We zijn heel dankbaar dat we weer bij elkaar zijn gekomen. We hadden elkaar twaalf jaar niet gezien. Je kunt je voorstellen hoe emotioneel het was toen mijn moeder mij in Zwolle omhelsde. Ik was voor haar nog altijd die kleine Solo, ze zei dat ik niet veranderd was. Ik vond mijn moeder ook niet veel veranderd. Ze was dezelfde lieve vrouw die ik voor het laatst bij het lichaam van mijn vader had gezien.’
diepvrieskippen
Bockarie telt in alle opzichten zijn zegeningen. ‘Ik werd in Sierra Leone een bekende atleet, maar ben hier weer op nul begonnen. Ik heb allerlei baantjes gehad, waaronder het inpakken van diepvrieskippen. Als ik dan acht uur had gewerkt, moest ik ’s avonds nog trainen. Dat was pittig, maar ik kon het met de hulp van God. Inmiddels heb ik hier een mooie erelijst opgebouwd. Ik ben Nederlands kampioen op de 60 meter indoor geweest en op de 100 en 200 meter heb ik twee keer het zilver gehaald. Churandy Martina won het goud, hij is een geweldige atleet. Ik was niet jaloers, maar had juist veel bewondering voor hem.’
‘Ik zal weer in vorm moeten komen’, besluit Bockarie. ‘Ik wil er per se bij zijn volgend jaar in Tokio. Ik vertrouw erop dat God mij zal helpen om de A-status terug te krijgen. Ik ben nog altijd een van de beste sprinters van Nederland en God zal mij de kracht geven om terug te komen. En Hij zorgt er ook voor dat mijn kinderen een vak kunnen leren. Dokter bijvoorbeeld, of docent, of advocaat. Als ze dat lukt, zal ik heel trots zijn. En mijn moeder nog veel meer.’ <