Jongerenportret: ‘Ik wil geen blanke wijsneus zijn die vertelt hoe het moet’
'Twee jaar geleden werd ik ’s ochtends door een vriendin gebeld met de boodschap dat een vriendin van ons van de trap was gevallen. Ze was op haar hoofd terechtgekomen en was door de artsen in het ziekenhuis hersendood verklaard. Een week later overleed ze, ze was nog maar dertig jaar. Na het telefoontje van mijn vriendin belde ik mijn ouders. Zij waren op vakantie in Duitsland, maar ik wilde er graag met hen over praten.
Mijn moeder zei: “Kom maar langs, we zijn thuis.” Meteen wist ik dat er iets heel erg mis was. Mijn moeder bleek net de diagnose kanker gekregen te hebben. Na een ziekbed van vijf maanden overleed ze. Twee van zulke heftige boodschappen op één dag, ik kon bijna niet geloven dat het echt gebeurde. Vlak na het overlijden van mijn moeder was ik boos op God. Je hebt toch het idee dat de ergste dingen je bespaard blijven als je christen bent. In die periode worstelde ik met God, maar ik ging ook nadenken. Geloof ik in God om wie Hij is of omdat ik dan een goed leven hoop te hebben?
Nu kan ik zeggen dat het eerste voor mij geldt. Ik kan me nu niet voorstellen dat ik ooit mijn geloof zou verliezen. Ik kan niet goed uitleggen waarom, maar ik weet honderd procent zeker dat Hij er is. Mijn vader, twee broertjes en ik zijn heel nuchter. Die nuchterheid heeft ons geholpen om door te gaan. Dat was ook de wens van mijn moeder. Zij zei tegen ons: “Blijf gewoon werken, want jullie leven gaat door.”
In de periode dat mijn moeder ziek was, ging ik met een reis van Tear - een ontwikkelingsorganisatie die mensen helpt zélf op te staan uit armoede en onrecht - naar Uganda. We bezochten daar een kerk in een sloppenwijk en een waterproject. Het contact met de mensen daar raakte me. Hier in Nederland wordt vaak een scheiding gemaakt tussen Nederlanders en immigranten, of hoe ze ook maar genoemd worden. Maar in Uganda merkte ik dat we vooral veel overeenkomsten hebben. Ook daar maken ouders zich er druk over dat hun kinderen zo veel op sociale media zitten. En iedereen wil lekker eten en vrienden hebben, toch?
Afrika
Na de reis solliciteerde ik bij Tear en ik kreeg daar een baan. Ik houd me bezig met fondsenwerving en ondersteuning van internationale projecten. Regelmatig heb ik contact met collega’s in Engeland, dat is superleuk. Tear werkt samen met lokale kerken en stimuleert mensen om zelf stappen te zetten om uit de armoede te komen. Die gedachte spreekt mij aan, want ik wil niet als blanke wijsneus de mensen in Afrikaanse landen even vertellen hoe het moet. De mensen daar hebben evengoed talenten.
Geloof ik in God om wie Hij is of omdat ik dan een goed leven hoop te hebben?
Ik sluit niet uit dat ik ooit ergens in Afrika ga wonen. Sowieso is het fijn dat het daar zonnig is, want ik heb een hekel aan de winter. Maar ook voel ik me in Afrikaanse landen vaak meer thuis dan in Nederland. De samenleving hier is ingesteld op materie en is individualistisch. In Afrikaanse landen hebben mensen over het algemeen minder bezit, maar zijn ze ook sterker gericht op relaties.
Zo sta ik in het leven. Daarom leef ik in een christelijke woongroep. We hebben een gemeenschappelijke keuken en badkamer, maar daarnaast zijn er zes zelfstandige kamers. Een stel uit de woongroep heeft net een baby gekregen, dat maak ik van dichtbij mee, erg leuk. We koken en eten met elkaar en er zijn altijd mensen met wie je activiteiten kunt ondernemen. Mensen vragen weleens of ik het niet erg vind mijn badkamer te moeten delen met een huisgenoot. Dan zeg ik: “Ik deel de badkamer maar met één persoon en jij met je hele gezin.”
Natuurlijk zijn er weleens confrontaties, bijvoorbeeld als iemand zijn zooi niet opruimt. Maar die heb je ook in een gezin. In de Bijbel staat dat het niet goed is voor de mens om alleen te zijn en ik denk dat dat zo is. Ik zou er niet gelukkig van worden om in mijn eentje in een rijtjeshuis te zitten. Ik hoop wel dat ik ooit nog een relatie krijg. Het lijkt me bijzonder om met één persoon het leven aan te gaan en ergens voor te gaan. Maar ik wil geen relatie om een relatie te hebben. Het moet wel klikken.
Nieuwe plannen heb ik altijd genoeg. Zo volg ik nu een opleiding voor het maken van kleding. Dat was altijd al een hobby van mij, maar nu leer ik ook patroontekenen en de officiële technieken om bijvoorbeeld een rits in te zetten. Met kleding maken ben ik sowieso een dag in de week bezig. Ik werk bewust drie dagen, want er zijn nog zo veel andere leuke dingen te doen, zoals sporten en met mensen afspreken. Ik ben niet goed in geld uitgeven, dus ik kom prima rond. Als ik vroeger met mijn moeder kleding ging kopen, zei mijn moeder vaak: “Koop het nou toch, want je hebt het geld er toch voor?” Maar ik bleef maar twijfelen.
Over mijn hoop voor de toekomst, kan ik weinig zeggen. Ik denk niet meer dan een half jaar vooruit, dat heb ik geleerd van het overlijden van mijn moeder en mijn vriendin. Misschien ga ik ooit in het buitenland wonen. Of lesgeven in kleding maken als ik mijn diploma heb. Ik ben blij dat ik niet weet wat er gaat gebeuren, dat lijkt me zo saai. Ik laat me graag verrassen.’ <