Jongerenportret: 'De naam Jesse Klaver zegt op school niemand iets'
De jeugd van tegenwoordig, wie is dat? Vandaag: Harmen Messelink uit Amersfoort. Hij schrijft graag verhalen, is krantenbezorger en heeft bewust geen WhatsApp.
‘In ons gezin ben ik de jongste. Mijn zus is op dit moment in het buitenland, ze heeft een tussenjaar. Mijn broer zit in het examenjaar. Het is leuk om dingen samen te doen, als hij er tijd voor heeft. Als onze ouders een avondje weg zijn, bestellen we patat en gaan we film kijken. Zelf zit ik in de derde klas van de havo op het Corderius College in Amersfoort, hier vlakbij. Meestal ben ik om drie uur thuis. Ik bezorg kranten voor ik weer aan mijn schoolwerk begin, het is lekker om zo mijn hoofd leeg te kunnen maken in de buitenlucht. De krantenwijk heb ik met mijn broer samen. Hij bezorgt het Reformatorisch Dagblad op zaterdag, ik op de werkdagen. Thuis hebben we een digitaal abonnement op het Nederlands Dagblad. Mijn moeder is een van de eindredacteuren bij de Telegraaf, dus die krant hebben we ook. Die krant maakt heel andere keuzes dan het ND. Daar staat een voetbalwedstrijd op de voorpagina, terwijl er ook nieuws over het regeerakkoord is. We hebben het thuis vaak over het nieuws. Het valt me tegen hoe weinig mensen van mijn leeftijd erover weten. De naam Jesse Klaver zegt op school niemand iets.
Per jaar verdien ik duizend euro met kranten lopen, dat is best wat. Ik stort het meeste op mijn spaarrekening, zodat ik later niet zo veel hoef te lenen. Een deel van het geld houd ik apart voor mijn eerste boek, dat ik wil laten publiceren als het af is. Het is een avonturenverhaal over een jongen die eerst gewoon op school zit, maar dan in een oorlog terechtkomt. Hij kent niemand en moet allerlei keuzes maken om te kunnen overleven. Ik had mezelf als doel gesteld om dit schooljaar minstens 100.000 woorden te schrijven. Van mijn docent Nederlands krijg ik een taart als ik dat haal. Inmiddels heb ik 93.000 woorden, dus ik schiet goed op. Ik zou het zo mooi vinden als ik dit verhaal uiteindelijk kan laten drukken. Dan ben ik heel, heel blij. Ik denk aan een oplage van vijftien exemplaren. Ik hoop dat ik een boek in de schoolbibliotheek mag leggen en dat het dan uitgeleend wordt.
Volgend jaar kies ik het profiel ‘cultuur en maatschappij’. Ik neem wiskunde erbij als keuzevak, omdat ik van plan ben basisschoolleraar te worden. Ik krijg ook filosofie, daar ben ik benieuwd naar. Ik denk graag na over allerlei onderwerpen en heb vaak een sterke mening. Thuis hebben we ook weleens discussies. Mijn vader is erg milieubewust. Ik vind het milieu ook belangrijk, soms ga ik afval prikken op zaterdag. Als mijn vader het erover heeft om negen zonnepanelen op het dak te leggen, zeg ik: waarom geen twaalf? Van mijn vader kan ik een discussie nooit winnen. We onderhandelen wel vaak. Pas heb ik het voor elkaar gekregen dat ik mijn eigen bedtijd mag bepalen, dat vond ik heel leuk. Mijn ouders zijn best een beetje kritisch. Als ik met een idee kom, vragen ze altijd of ik er goed over heb nagedacht. Laatst wilde ik een ochtendfietstocht maken en om vier uur vertrekken. Uiteindelijk mocht het wel als ik wat later weg zou gaan, en met iemand samen.
Elke vrijdag heb ik een livestreammiddag: dan neem ik een video op, die direct op YouTube te zien is. Ik geef dan mijn mening over dingen uit het nieuws. Ik heb ook een tweede YouTubekanaal: Geschiedenis Vlog. Daarvoor maak ik educatieve video’s over geschiedenis. Deze zijn heel goed geëdit, dat doet mijn broer namelijk. Hij is ook mijn cameraman en mijn regisseur: als ik iets fout doe, moet het opnieuw.
Elke zondagavond heb ik catechisatie, steeds bij iemand anders thuis. We zijn lid van de Nederlands Gereformeerde Kerk in Amersfoort-Zuid. Als je zelf vragen hebt, kun je die daar altijd stellen. Dat heb ik ook weleens gedaan, toen ik het moeilijk vond dat mijn oma was overleden.
Een slechte eigenschap van mij is dat ik het heel vervelend vind als er niet naar mij wordt geluisterd, bijvoorbeeld bij een samenwerkingsopdracht. Ik dram mijn eigen zin flink door. Een goede eigenschap is juist dat een ruzie bij mij nooit lang duurt. Ik ben ook behulpzaam. Een vriend die het moeilijk heeft, mag gerust mijn huiswerk overschrijven. Onzeker ben ik alleen als ik bij een meisje in de buurt ben. Dan let ik er altijd erg op hoe ik me gedraag. Verder vind ik met meisjes omgaan wel gezellig. Ze zijn op deze leeftijd wat meer in voor praten dan jongens, die heel de pauze naar hun telefoon kijken. Ik werk in die tijd liever verder aan mijn verhaal; op onze school heeft iedereen toch altijd een laptop bij zich. Zelf heb ik geen WhatsApp. Heel veel mensen vinden dat raar. Toch heb ik niet het idee dat ik iets mis. Ik heb nooit het gevoel dat je daarmee tot nuttige gesprekken komt. Ik weet dat het soms over mij gaat in de groepsapp, en niet altijd op een positieve manier, maar dat boeit me helemaal niets. Wie echt lef heeft, zegt de dingen maar gewoon in mijn gezicht.’
tinyurl.com/geschiedenisvlog