Koken: Dikkoek Flevoland
De voetstappen van Kraaij liggen bekant in alle Urker straatjes. Van de 20.000 inwoners kent ze er 19.000 en het is ook daarom dat mijn tafelpartner deze avond menigmaal overschakelt in het Urker dialect. Er wordt gegroet en rechts gezwaaid op het terras van De Oude Bakkerij. Het moet gezegd: Bonsje Kraaij kan niet gemist worden. Met haar bloemenjurk, neuspiercing en rode haar vormt ze een bijzondere verschijning in het ‘grijze’ vissersdorp. Een vreemde eend, op z’n zachtst gezegd. Toch is ze hier geboren en getogen. Opgetogen trok ze enkele jaren geleden naar Emmeloord. Letterlijk, want het voelde als een bevrijding, erkent ze zelf. ‘Het klinkt hard misschien, maar ik houd niet van Urk. Dat wil zeggen: ik vind het een prachtig dorp, maar de cultuur staat me een beetje tegen. Mensen roddelen nogal graag. Ook al bedoelen ze het niet als roddelen en is het gewoon wat koffiepraat, ze hebben al snel een mening. Ja, daar heb ik veel last van gehad en dat vind ik vervelend. Aan de andere kant staan mensen hier ook snel voor anderen klaar. Dat is weer mooi aan de Urker gemeenschap. In de pen vond Kraaij haar wapen. Met een blog op het internet maakt ze van de nood een deugd. Het is de ultieme spreekbuis voor iemand met het hart op de tong. En meer dan dat. Via ‘Bonsje’s Keukenavonturen’ worden intimiteiten én culinaria gedeeld. Opdat iedereen het (w)eet! ‘Dan hoeven ze over mij niet meer te roddelen, haha. Ach, ik ben vrij open in wat ik vind en voel, maar dat zijn ze op Urk niet zo gewend. Hier is het vooral hard werken en niet zeuren. Gelukkig ben ik getrouwd met een man die het van mij kan hebben: Michel, een supervent. Dat we samen graag een kindje willen, dat mag iedereen van me weten. Ja, ook als het niet lukt. Ik vind het belangrijk dat zoiets als ongewenste kinderloosheid besproken kan worden.’
‘Koken en eten is mijn grootste hobby en ook dat wil ik graag delen. Ik geloof dat mijn eerste stapjes al meteen naar de keuken gingen, haha. Het zit in het bloed. Mijn opa was een geweldige scheepskok en kon als de beste vis bakken. Mijn moeder kan het ook goed en kookt een beetje zoals ik: we mikken alles door elkaar. Nee, geen rommeltje. Ik denk echt wel na bij wat ik doe, maar ik kan al proeven wanneer ik aan de combinaties denk. Dat is wel handig. Verder kook ik graag gezond en in balans, dus met veel groenten en regelmatig ook vegetarisch. Haha, daar hoef je in Urk niet mee aan te komen.’
Bonsje Kraaij nodigt ons uit in De Oude Bakkerij. Om de geschiedenis van de beroemde Urker dikkoek en omdat de bakkerij in kwestie vorig jaar een prachtig nieuw jasje heeft gekregen. Pal tegenover de Bethelkerk, waar vanavond de zomerzang op de liturgie staat, brengen Hendrika Jonkers en Johanna Meun weer vers brood op de plank. En ander lekkers. Een plek dus om de lokale keuken te duiden.
Bonsje: ‘Nou, dan zijn we snel klaar, ben ik bang. Urkers zijn culinair best een beetje saai. Het mag dan een vissersdorp zijn, ze eten hier vaker vlees; op maandag een bal gehakt met rode kool en aardappelen, op dinsdag witlof met kipschnitzel, enzovoort. Nou vooruit, op woensdag is lepelkost al best apart, dus rijst of pasta. De gebakken vis hoort op Urk echt bij de zaterdag. Gefrituurde vis eigenlijk. Daarbij gaat de vis vaak boven op de rijstepap met boter en suiker. U moet er misschien niet aan denken, maar het is best lekker, hoor.’
Chef-kok Meun schuift lachend aan. ‘Ik zie de mensen van hier weleens schrikken als ze mijn kaart bekijken. Bavette kennen ze niet en ook Ibericoham vinden ze gek. Nee, ik hoef ze niet op te voeden, maar ik probeer ze wel graag iets te laten proeven. Urkers komen op vakantie natuurlijk ook vreemde keukens tegen, maar dan houden ze het liever bij een pizza of ze doen boodschappen en koken zoals thuis.’ Bonsje vult aan: ‘Op mijn website staan allerlei recepten, maar ik hoef niet te verwachten dat ze op Urk mijn salade van gepofte en gegrilde biet met vijgen, tomaten en gebakken halloumi gaan maken. Nee hoor, bieten horen hier bij speklappen. Punt. Nee, veel avontuur zit er niet in, al valt het me mee dat de jeugd tegenwoordig ook aan de sushi is.’
Na een moderne proeve van De Oude Bakkerij, zoals de huisgemaakte loempia met eend en tarbot met een korstje van biltong, puree van linzen en een chutney van citrus, volgt het moment suprême: dikkoek. De chef gluurt om het hoekje, mijn gids likt haar rode lippen en ondergetekende worstelt al na één hap met zijn smaakpapillen; zoet, zout, hartig. Geen oliebol, geen pannenkoek, maar … dikkoek. ‘Deze specialiteit van Urk hoorde echt bij de armoede’, vertelt Bonsje. ‘Meel was er altijd en de meeste mensen hadden ook wel wat spek en rozijnen in huis. Met stroop en boter heb je dan al snel een lekker broodgerecht. Het is ook voedzaam, dus gaven ze het vaak mee aan de landarbeiders. Tegenwoordig maken we het vooral bij gelegenheid voor veel mensen. O ja, vergeet vooral de saus niet, want daar draait het om!’