Esther Voet: ‘Je kunt veel meer dan je zelf denkt’
Als hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW) en voormalig directeur van het CIDI is Esther Voet (53) een voorvechter van de joodse identiteit. Antisemitisme gaat ze met pen en stem te lijf. ‘En weer een parel der natie’, twitterde ze onlangs als reactie op iemand die de woorden ‘kanker’ en ‘jood’ in combinatie met een doodsverwensing gebruikte. ‘Ik maak me zorgen om radicaal gedachtegoed.’

Vanwege een ‘monstergriep’ is Voet al bijna een week aan huis gekluisterd. ‘Ik blijf daarom maar zo ver mogelijk bij je uit de buurt’, zegt ze verontschuldigd. Wat ik wil drinken, vraagt ze. Heeft ze misschien een bakje koffie? Ze trekt een vies gezicht: ‘Alleen van die Israëlische oploskoffie.’ Het wordt sinaasappelsap.
We begeven ons naar haar zithoek, waar vandaan je goed zicht hebt op haar ruime appartement in de Jordaan. Het staat vol met spullen die ze zelf heeft gemaakt of zorgvuldig bij elkaar heeft gezocht tijdens haar reizen. Ze gaat vaak naar het buitenland, onder meer om lezingen te geven in de Verenigde Staten of de Knesset, het Israëlisch parlement.
‘Dit huis is echt wie ik ben. Het is een grote, warme deken tegen de boze buitenwereld.’ Toch denkt ze erover om te vertrekken. Voor hetzelfde geld kan ze ergens anders een huis met tuin kopen. Nu moet ze het doen met een bloemperk aan de gracht, waar buurtgenoten samen een bloeiend tuintje hebben aangelegd. ‘We hebben een rooster; elke week verzorgt iemand anders de tuin.’
Tuinieren geeft haar rust, net als literatuur en muziek. Wanneer ze zich niet in balans voelt – ‘als ik te veel in mijn hoofd zit’ – heeft ze boeken, liedjes of klassieke muziek nodig om zich terug te vinden. ‘In mijn vak, waar je constant met je ratio bezig bent, is het heel belangrijk om die emotionele en intuïtieve kant te voelen.’
Ze is bekend met het concept van het interview en schaterlacht als ze de eerste vraag uit het doosje trekt.
Hoe was de eerste zoen van uw vriend(in)?
‘Dat was met een man en het was uitermate gepassioneerd. We kenden elkaar al wat langer, dus toen we eenmaal erkenden dat er een enorme aantrekkingskracht was, was de beer compleet los.’
Als u Gods stem zou kunnen horen, wat zou u het liefst van Hem willen weten over uzelf?
‘Dat Hij een beetje van me houdt. En dat Hij ziet hoe erg ik mijn best doe in mijn strijd tegen onrecht, in mijn gevecht voor de groep waartoe ik behoor. Hoewel ik niet zo overkom, ben ik een chronische twijfelaar. Er is geen handeling, zowel op het maatschappelijke vlak als het relationele vlak, waarbij ik mezelf niet constant toets of ik het goed doe. Het zou heel fijn als er een God is die je daar af en toe in geruststelt.
Ik denk dat de geloofsbeleving van ieder persoon, of hij nu wel of niet in God gelooft, uniek is. Ook ik heb soms ’s avonds in bed stiekem hele conversaties met die andere stem in mijn hoofd – ik denk dat iedereen dat wel kent; dat je een soort dialoog met jezelf aangaat. Sommige mensen noemen dat het goddelijke. Ik weet het niet. Hoe ouder ik word, hoe moeilijker ik het vind om te bedenken wat God inhoudt. Als God bestaat, moet Hij veel groter zijn dan wij beseffen. Ik geloof niet in een man op een wolk, maar in een grote universele kracht. Ik zoek die connectie met Hem niet op, maar ik ga in bed wel die dialoog aan. Het is een soort bidden. Je vraagt om kracht of spreekt uit dat je niet weet wat Hij met jou wil. Het probleem van de mens is dat we vastzitten in ons eigen bewustzijn. Maar wat er van ons overblijft, zijn alleen onze daden. Bram Vermeulen heeft daar een mooi lied over geschreven: De Steen. Dat is een van mijn lijfliedjes. “Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde. Het water stroomt er anders dan voorheen.” Inderdaad: jij bent degene die de steen verlegt, maar jij bent er niet meer. Het is het verleggen van de steen, dat blijft. Daar ben ik me zeer van bewust. Ik moet lachen om alle ik-jes die denken te weten wat God met ons voorheeft en dat met grote stelligheid verkondigen. Dat wantrouw ik principieel.’
Wanneer hebt u voor het laatst gedanst?
Weer een schaterlach: ‘Are you joking? Die vraag krijg ik? Gisteravond nog. Dansen is mijn grootste uitlaatklep. Dat moet ik doen, zelfs als ik ziek ben.’ In het verleden volgde Esther een opleiding aan de Nel Roos Academie voor Ballet en runde ze een eigen dansstudio in Brussel. ‘Ik hoop binnenkort flamencolessen te gaan volgen. Als ik dans, gaan de blinderingen omlaag en de muziek hard aan. Dan verlies ik de tijd en de stem in mijn hoofd. Ik word zelf de muziek. Dansen blijft een enorme bron van geluk. Mijn moeder zegt altijd dat ik op mijn tenen geboren ben. De Libanese schrijver Kahlil Gibran beschreef eens dat een schrijver met zijn hersens schrijft, een zanger met zijn stem zingt, maar een danser met lichaam, hart en ziel danst. Hij had het niet mooier kunnen zeggen. Ik ervaar een soort heelheid als ik dans.’
Welke angst zit u het meest dwars?
‘Poeh. Volgens mij zit ieder mens vol met angsten. Ik denk dat ik minder dan gemiddeld bang ben. Ik ben best pessimistisch over waar het in de Nederlandse maatschappij naartoe gaat. Maar als je het hebt over een angst van Esther, dan is het angst voor lijden. Ik heb geen angst voor de dood, maar wel voor een lijdensweg. Ik hoop dat me dat bespaard blijft. Laat mij maar ergens in het harnas sterven. Ik zie erg veel lijden om me heen, zowel psychisch als lichamelijk. Het meest bang ben ik om dat mee te moeten maken bij een ander. Mensen moeten dan ergens doorheen en jij kunt niks doen. Die machteloosheid vind ik heel erg om mee te dealen.’
Welke zorgen heeft u over de toekomst van Nederland?
‘Ik denk dat wij op een van de beste plekken van de wereld leven. Als ik terugkom uit Washington of Israël ben ik altijd blij als ik weer op Schiphol land. Ik heb nog geen plek op de wereld gevonden waar het beter is dan hier. Op de korte termijn heb ik dan ook niet zo veel zorgen. Op de lange termijn wel. Ik ben bezorgd over de polarisering en de radicalisering van beide kanten. Aan de ene kant de mensen die alle buitenlanders Nederland willen uitzetten en aan de andere kant het radicale gedachtegoed van veel eerste- en tweedegeneratie-immigranten, dat onze maatschappij infiltreert. Zo kan ik me opwinden over rapper Appa, die de hersenschade van voetballer Abdelhak Nouri onlangs op Twitter betitelde als “een zegening van Allah om zijn zonden te wissen”. Ik ben er bang voor dat dit soort, sorry hoor, middeleeuws gedachtegoed zich steeds meer gaat verspreiden en dat de stem van de Verlichting in Nederland minder wordt.
Waar ik me ook echt zorgen om maak, is de struisvogelpolitiek. Je kunt niets veranderen als je het niet eerst onder ogen wilt zien. Dan heb ik het bijvoorbeeld over de manier waarop de media op 14 juli verslag deden van de gebeurtenissen op de Tempelberg in Jeruzalem. De NOS sprak van “een schietpartij”, waarbij drie Palestijnen om het leven zijn gekomen. Maar dit gaat om een aanslag op twee Arabisch-Israëlische politieagenten. De aanslagplegers hebben het niet overleefd. Zo wordt het echter niet gepresenteerd. Dat vind ik uitermate kwalijk. Feiten moet je benoemen. Dat geldt ook andersom: als journalist bij het NIW heb ik ook de plicht tot zelfreinigend vermogen. Daarom hebben wij in het verleden de denkbeelden van een radicale rabbijn aan de kaak gesteld.’
Van welke aankoop hebt u spijt?
‘Jarenlang ben ik een impulskoper geweest. Gelukkig wordt dat steeds minder. Ik besef dat we in een totale consumptiemaatschappij zitten. Het mag best een tandje minder allemaal. Mijn huis is ook niet bepaald leeg. Maar veel spullen hebben een eigen verhaal en zijn meegenomen op een van mijn reizen.’ Ze wijst naar een ouderwets hangend lampje. ‘Dit noem je een snotaap en gebruikten ze vroeger als olielamp. Ik heb het voor drie euro gekocht op de gracht met Koninginnedag. Ze zijn hartstikke veel geld waard. Zoiets wordt me ontzettend dierbaar. Ik ben ook een handwerkmuts. In de gang hangt een enorme merklap die ik zelf heb ontworpen. En de kussens heb ik zelf gemaakt van een tweedehands nertsmantel die ik kocht in Zweden. Ik probeer op dit moment de edele kunst van het ‘wegdoen’ onder de knie te krijgen. Dat is best oefenen.’
Welke dromen zou u graag willen bewerkstelligen in uw leven?
‘Als eerste wil ik natuurlijk graag ontzettend gelukkig blijven met mijn dierbaren. Laatst hebben we nog een kindje mogen verwelkomen in onze familie, vernoemd naar mijn moeder. Dat is helemaal leuk. Daarnaast ben ik bezig met twee boeken. Een gaat over de familiegeschiedenis van mijn moeder en de ander is een historische roman over een Joodse renaissancevrouw.
Ook zou ik nog graag een wereldreis maken. Er staan nogal wat locaties op mijn bucketlist. Ik zou heel graag de Zijdeoute doen, Iran – hoewel me dat wordt afgeraden – en een deel van Zuid-Amerika. En ik ben verliefd op India. Gewoon mijn avonturenbroek aan, rugzakje op en wegwezen. Mensen zeggen vaak dat ik al overal ben geweest. Maar er is nog zo veel te zien. Reizen is voor mij een manier om mezelf te vinden.’
Wat was een fundamentele wending in uw leven?
‘Op mijn zestiende heb ik het ouderlijk huis verlaten. Of nou ja, ik ben eruit gezet. Toen heb ik besloten dat er maar één iemand is die je kunt vertrouwen en dat ben je zelf. Ik ben sindsdien geneigd te denken dat ik alles zelf wel kan. Daar hoort een ongelooflijke valkuil bij. Ik ben nu aan het leren om hulp te vragen wanneer ik dat echt nodig heb. Dat is een dagelijks leerproces.’
Welke levensles zou u jongeren van nu willen meegeven?
‘Dream big. Ik heb in mijn leven meer meegemaakt en gezien dan ik ooit had durven dromen. Nelson Mandela zei iets in de trant van: “We are not afraid of our smallness, but of our greatness.” Je kunt veel meer bereiken dan je zelf denkt. Maar dan moet je wel mogelijkheden willen zien. Ik heb nooit iets in het leven gepland, ook mijn carrière niet. Maar ik greep wel een kans als die voorbijkwam. Ik merk bij veel mensen dat ze twijfelen als zo’n kans zich voordoet en dan voor een veilige, vertrouwde optie kiezen. Dat is zo zonde.’ ?