Natuurrubriek Kees de Heer: Vuurrood
De grote vuurvlinder heb ik nog nooit gezien. Deze forse vlinder fladdert alleen in de Kop van Overijssel. Zijn rupsen eten uitsluitend bladeren van de waterzuring, een forse plant die volop te vinden is in de Wieden en de Weerribben.
De larven van de kleine vuurvlinder hebben het gemunt op bladeren van schapenzuring en veldzuring. Deze relatief kleine zuringsoorten floreren volop op onze heidevelden, in bermen en schrale graslanden. Omdat de twee voedselplanten algemeen voorkomen, is de bijbehorende vuurvlinder eveneens algemeen.
Het vrouwtje van de kleine vuurvlinder is iets groter dan het mannetje, maar hun kleurenpatroon is vrijwel identiek. De voorvleugels zijn oranjerood met zwarte vlekken. De onderzijde van de achtervleugels is grijsbruin met zwarte vlekjes. De onderzijde van de voorvleugels is overwegend bruinzwart, met een grillige, oranjerode band aan de buitenrand. De vrouwtjes hebben soms blauwe vlekjes aan de binnenzijde van deze oranje band.
De kleine vuurvlinder overwintert als halfwas of bijna volgroeide rups. Op warme winterdagen komen de rupsen gewoon tevoorschijn om verder te eten. In het voorjaar verpoppen ze tussen zuringblaadjes. Tussen eind april en half juni vliegt de eerste generatie vuurvlinders rond en dan leggen de vrouwtjes opnieuw eitjes op zuringplantjes. Tussen half juni tot begin oktober fladdert de tweede generatie en doorgaans volgt er nog een derde generatie vanaf begin september tot eind oktober.
Het is een actief vlindertje dat veel energie nodig heeft. Zowel mannetjes als vrouwtjes zijn de helft van de dag in de weer op bloemen, om suikerrijke nectar op te zuigen. De voorjaarsgeneratie bivakkeert vaak op boterbloemen, de zomergeneratie op tijm en de najaarsgeneratie op akkerdistels. De kleine vuurvlinder heeft dus een overduidelijke nectarsmaak. ¦
Als je in Zuid-Frankrijk op vakantie bent, kijk dan eens aan de voet van lindebomen. Er is een grote kans dat je op die plek vuurwantsen aantreft. Vaak zitten de larven en de volwassen exemplaren door elkaar heen. De larven zijn al roodzwart en na de laatste vervelling hebben de volwassen dieren zwarte stippen op vuurrode rugplaten.
De meeste wantsen zijn groen of bruin, zodat ze tussen planten nauwelijks opvallen. Vuurwantsen vormen echter een opvallende uitzondering op deze regel. Hun belangrijkste verdedigingsmethode is dat ze zichzelf onaantrekkelijk maken voor insecteneters, door giftige stoffen en moeilijk afbreekbare stoffen uit hun voedselplanten te verzamelen en in hun lichaam op te slaan. Vuurwantsen geven met hun kleurencombinatie een duidelijke waarschuwing aan insecteneters, zoals onsmakelijke lieveheersbeestjes dat eveneens doen. Hun roodzwarte kleurenpatroon is een overduidelijk signaal: ‘Eet mij niet!’ Iedere jonge vogel vergist zich slechts één keer, de rest van zijn leven zal hij roodzwarte insecten zo veel mogelijk mijden.
De morgenrood staat al jaren op mijn verlanglijstje. Ik heb hem nog nooit gezien, maar ik ken deze prachtige vlinder omdat ik in musea ladenkasten heb gezien, boordevol opgezette exemplaren. De mannetjes zijn vuurrood; zowel voor- als achtervleugels zijn aan de bovenzijde glanzend oranjerood.
De morgenrood is in Nederland een zeldzame dwaalgast, die in ruim honderd jaar zeven keer is gezien. Maar in het buitenland kun je hem lokaal in grote aantallen aantreffen, bijvoorbeeld in de heuvels van de Ardennen, Luxemburg, Eifel en Jutland.
De oranjerode tint van de vleugels deed de naamgever blijkbaar denken aan de kleur van de dageraad. De naam morgenrood is tegelijk tegenhanger van de avondrood. Deze nachtvlinder uit de pijlstaartfamilie heeft een bijzondere rozerode tint, in combinatie met olijfgroene vlekken en strepen.