‘Niet gooien, Yaëli, stop maar in je mond.’
‘Bwaaaaa!!’ Yaëli houdt haar fruit vrolijk boven de vloer.
‘Nee, nee, níét op de grond! Ìnnnn je mond, ja, ja, goed zo, ja, doe maar in je … nee, nee …’
Plof! Daar valt een stukje zachtgeknepen banaan als een vruchtvleesgeworden anticlimax op het parket.
Yaëli (1) kijkt stoïcijns naar haar vader – waar ik toevallig mee getrouwd ben, hij heet Job.
Job kijkt streng terug.
Yaëli begint te huilen.
‘Nee, Yaëli, jij mag niet gooien. Eten doe je in je mond.’
Yaëli heft haar linkerhandje naar de hemel, als een ware senorita, rekt zover ze haar korte rompje uit haar kinderstoel krijgen kan richting het gezicht van Job, rimpelt haar neus, ontbloot haar voortandjes, en gilt haar longen uit haar lijf.
Job vist het ..
Meld u aan voor onze nieuwsbrief en lees dit artikel gratis
Bij het aanmelden gaat u akkoord met onze privacyverklaring en de algemene voorwaarden .