Frénk van der Linden: ‘Voor mij stijgt de liefde boven alles uit. Ik ben een niet-christelijke christen’
Wat is uw houvast in leven en sterven? Bekende Nederlanders geven antwoord op deze eerste vraag uit de Heidelbergse Catechismus. Vandaag: Frénk van der Linden (63), journalist, interviewer, radiopresentator en documentairemaker.
‘Voordat ik aan mijn nieuwste boek begon met brieven aan mijn overleden ouders, dacht ik te begrijpen hoe het zat met hun scheiding die ik rond mijn twaalfde had meegemaakt. Ik meende te weten hoe het kwam dat ze er veertig jaar over zwegen tegenover elkaar, een soort koude oorlog.
Mijn vader had zichzelf wijs gemaakt dat hij mijn moeder haatte omdat zij hem had verlaten voor een andere man. Mijn zus Desirée en ik gingen daarin mee. In een brief aan de rechter schreven wij als pubers dat zij een slechte moeder was en niet meer van ons hield. John, haar minnaar, was de man die elke avond stipt om zes uur met zijn rode Opel Kadett over het plein bij ons huis in Hillegom reed. In code toeterde hij naar mijn moeder. Het was op zo’n moment ijzingwekkend stil aan tafel. Alles deed auw.
Mijn vader moest ook nog verduren dat er op de radio plaatjes als Huilen is voor jou te laat voor hem werden aangevraagd. Hij moest ermee leven dat John midden in de nacht, onder ons raam, aubades stond te zingen voor mijn moeder. Nadat zij was vertrokken, weer terugkeerde, in een inrichting verdween en geprobeerd had een einde aan haar leven te maken, verliet zij ons gezin definitief. Maar wij zagen dat pa zijn liefde voor onze moeder als een sok binnenstebuiten had getrokken. Met dezelfde energie verafschuwde hij haar. Ondertussen bleef hij naar haar verlangen.
‘Het lukt mij tot nu toe niet om mijn vader echt te vergeven.’
Op de hoek van het plein bij onze woning stond een flatgebouw waar mijn leraar godsdienst en maatschappijleer woonde, Paul Nadorp. Hij was mijn idool. Elke avond ging ik naar hem toe. We spraken over popmuziek, wijn, meisjes en over alle vragen des levens, inclusief God. Met een grote groep jongeren ben ik in die tijd wel twee of drie keer in Taizé geweest, de kloostergemeenschap in de Franse Bourgogne.
Een ander houvast vond ik in het gezin van Marcel, al jaren psycholoog en nog steeds mijn beste vriend. Zijn ouders verwelkomden mij met open armen. Ik vond er de troost, bevestiging en stimulans die ik thuis niet kreeg. Ik heb ook het geluk gehad dat veel meisjes mij leuk vonden. Ze gaven mij het gevoel dat het waard was dat ik bestond. Ze wilden mij omarmen, kussen en koesteren. Compensatie voor wat ik allemaal miste.
Sinds mijn jeugd is God voor mij een vraag geweest en gebleven. Ik kan me geen interview heugen waarin ik die vraag niet heb gesteld. Het is een oerkwestie. Ik begrijp niet dat er mensen zijn die alles willen weten, behalve over het al dan niet bestaan van God.
Thuis kreeg ik het katholicisme mee in de allerlichtste variant. Op de katholieke Johannesschool werd het stevig ingewreven. Strebertje als ik was, ging ik een paar keer per week naar de mis, omdat je daarvoor een goede aantekening kreeg op je rapport. Ik genoot van het ritueel. Later schoof mijn vraag naar God op naar het uiteindelijke antwoord in mijn boek: de liefde. Voor mij stijgt de liefde boven alles uit. Het maakt mij niet zo veel meer uit of je dat God noemt, een kerngevoel of een levenshouding. Ik zie Hem niet als een persoon. Ik ben een fundamentalistische antidogmaticus. Ik geloof niet in een levensbeschouwing met vaste mantra’s en voorschriften. Ik ben een niet-christelijke christen.
Tien jaar geleden heb ik de documentaire Verloren band gemaakt over de scheiding van mijn ouders. De aanleiding: mijn moeder bleek alzheimer te hebben. Ik realiseerde me dat we nog maar even hadden om tot een verzoenend gesprek te komen. Ze werkten allebei mee, maar mijn vaders laatste woorden waren: ‘Ik wil jouw moeder nooit meer zien. Ik ga nog liever dood’. Na de opnames belde ik pa nog één keer om te vragen of hij écht in haat en nijd wilde sterven. Tot mijn verrassing stemde hij in met een gesprek. Een week voor de uitzending hebben ze elkaar ontmoet en omhelsd. Dat was het mooiste moment van mijn leven. Ik kan er nog steeds niet over praten zonder tranen in mijn ogen. Ze omarmden elkaar binnen een minuut en zijn als tortelduiven op de bank gaan zitten, hand in hand. Dat er net op tijd verzoening kwam … het is een wonder. Ik ontleen eraan dat liefde overwint, al hoeft dat niet altijd in de oude huwelijksvorm. Ik ben twee keer gescheiden, maar houd ook nog steeds van mijn ex-partners. Zij zijn een soort zussen voor mij. Inmiddels ben ik gelukkiger dan ooit met Mylou. Zij is de liefde van mijn leven.
‘Ik begrijp niet dat er mensen zijn die alles willen weten, behalve over het al dan niet bestaan van God.’
Al veertig jaar schrijf ik elke dag een bladzijde in een dagboek over mijn ervaringen en het leven. Ik betrapte me er de laatste jaren vaak op dat ik niet aan mezelf schreef, maar aan mijn overleden ouders. Zo ontdekte ik dat het eigenlijk moedig was geweest van mijn moeder om mijn vader te verlaten. Zij had de durf om uit de levende dood van haar huwelijk te stappen. Zij kreeg veel te weinig liefde, hoe zij het ook probeerde. Pa deugde van a tot z maar zocht haar hart te weinig. Ik zag ook onder ogen dat ik het bij mijn vader als persoon net zo koud heb gehad. Hij zag mij net zo min. Nooit vroeg hij eens aan mij: ‘Hoe is het nu met jou?’ Hij had mijn boeken in zijn nachtkastje staan, ongelezen.
Het lukt mij tot nu toe niet om mijn vader echt te vergeven. Tijdens het schrijven van mijn boek ben ik bozer en bozer op hem geworden. Ik heb met hem nog veel te verhapstukken, en dus ook met mezelf. Behandel iemand zoals jezelf behandeld wilt worden, staat in de Bijbel. Dus zal ik ook met mijn pa in het reine moeten zien te komen.
Dit boek is mijn persoonlijke onderzoek naar de liefde en relaties. Ik hoop dat het niet alleen voor mij verlossend is, maar ook voor veel mensen die een scheiding meemaken, en voor kinderen die klem komen te zitten tussen hun ruziënde ouders.’
Mede naar aanleiding van: En altijd maar verlangen. De liefdesoorlog van mijn ouders, Frénk van der Linden. Uitg. Luitingh-Sijthoff, Amsterdam 2020. 240 blz. € 20,99