Mirjam Kollenstaart: ‘Ik vraag me af: wat is mijn plek in deze discussie?’

Ik zie de verhalen die zij op hun instagram-account delen: foto’s en filmpjes van BLM-protesten, verhalen van racisme en (dodelijk) geweld tegen zwarte mensen.
Ik hoor discussies op de radio, omdat er standbeelden beklad en omver gehaald worden. Ik ken de discussies over namen van straten, plantsoenen en tunnels. Over Hollandse helden die geen held genoemd zouden mogen worden. Ik lees reacties van mensen die daar furieus op reageren en zich van hun felste kant laten horen over alles wat hen wordt afgenomen.
Ik zie op Facebook filmpjes voorbijkomen waarin kinderen (zowel wit als zwart) gefilmd zijn die bijna allemaal witte poppen met blauwe ogen de liefste noemen, de mooiste, de belangrijkste. Terwijl ze de zwarte poppen stout vinden, lelijk en dom.
Ik wil niet in een ‘bubbel’ leven, dus mijn twittertijdlijn vertegenwoordigt verschillende flanken in de discussie en de één schreeuwt nog harder dan de ander.
En ik vraag me af: wat is mijn plek in deze discussie? Ben ik niet te genuanceerd in mijn spreken over racisme? Moet ik mij niet veel sterker profileren ten gunste van mijn zwarte medemensen of maak ik mij ook al schuldig aan witte privileges, omdat ik toevallig geadopteerd ben door witte ouders en een Nederlandse naam heb en daardoor minder snel slachtoffer ben van etnisch profileren?
Ik vraag me af: is er ook ruimte voor (gekleurde) mensen die moeite hebben met de onderscheiding zwart en wit, omdat dat – logisch natuurlijk – zo zwart-wit is en de wereld nou eenmaal allerlei variaties kent?
Op de zondagen in deze tijd houd ik mij bezig met de gelijkenissen die Jezus vertelt over het koninkrijk van God. De Bijbel in gewone taal vertaalt dat wat mij betreft heel treffend als ‘Gods nieuwe wereld’. En dan gaat het dus niet om een compleet andere wereld, maar een wereld die als nieuw is. Hersteld. Gerepareerd. Geheeld.
Waar zie ik in deze discussie het koninkrijk van God?
Ik weet het niet, maar dat kan ook mijn gebrek aan helder zicht zijn. Wat ik wel zie, zijn de verhalen die Jezus vertelt over de nieuwe wereld. Wat ik wel zie, dat is de rode draad door de hele bijbel heen waarin Gods liefdevolle zorg alle mensen betreft. Wat ik wel zie, is de belofte van het koninkrijk waardoor ik zeker weet: lukt het me niet om nú iets van het koninkrijk te zien – er komt een moment waarop het niet meer te missen is.