Het refo-meisje werd kerkloos, maar ze gelooft

‘Ik weet nog dat ik als klein meisje zat te bidden om mijn bekeringsmoment, nu vind ik dat zielig.’
Urk
Dat verplichte rokje vond Ruth Roman als tiener al onzin, toen ze elke schooldag met de bus van Urk naar de reformatorische scholengemeenschap Pieter Zandt in Kampen ging. ‘Het idee dat je het geloof aan het uiterlijk moet zien, daar heb ik me altijd aan geërgerd’, zegt Roman. ‘Je moet het aan het gedrag kunnen zien.’ Dat vond ze als scholier en dat vindt ze nu als 31-jarige aan haar eigen keukentafel nog steeds. Met haar man en drie kinderen woont Roman in een jaren 70-wijk aan de rand van het Urkerbos. Ze heeft gestudeerd in Groningen, maar is nooit vertrokken van het dorp.
Als examenleerling deed Ruth Roman (31) in 2005 mee aan een onderzoek van cultureel antropoloog José Baars. Baars onderzocht op de reformatorische scholengemeenschap Pieter Zandt de opvattingen van reformatorische tienermeisjes over reformatorische cultuur en studiekeuzen van eindexamenkandidaten. Zij ging met de examenkandidates in gesprek en volgde hen bij hun activiteiten zoals kerkgang, bezoek van jeugdvereniging en soms in het uitgaansleven. Om te onderzoeken of haar conclusies voor een grotere groep geldig waren, nam zij ook een enquête af onder alle examenkandidates. In 2011 en vorig jaar vroeg zij de vrouwen die zij eerder sprak opnieuw naar hun standpunten en overtuigingen.
‘Op het moment dat José mij sprak in mijn examenjaar was ik wel met bepaalde geloofsvragen bezig. Ik ben altijd al een onderzoekend iemand geweest. Maar ik geloofde nog in veel kerkelijke dogma’s’, vertelt Roman. ‘Ik was er toen van overtuigd dat je alleen via een duidelijk bekeringsmoment zalig kon worden. Ik weet dat ik als klein meisje zat te bidden om mijn bekeringsmoment, nu vind ik dat zielig. Het is een bekrompen beeld van het geloof.’
breekpunt
Vijf jaar gaat Roman nu niet meer naar de kerk.
Haar blik op het christelijke geloof is globaler geworden, vindt Roman. ‘Pas hoorde ik van een kleine kerk die elke zondag met elkaar eet in plaats van een traditionele kerkdienst te houden. Dat is toch mooi?’
Die bredere blik ontstond niet in haar studententijd. ‘Toen zat ik nog helemaal in de Christelijke Gereformeerde Kerk hier op Urk.’ De kerk waarin ze opgroeide. ‘Ik ging naar de catechisatie en daar kon ik aardig met mijn vragen terecht.’
Het ongemak bij de zienswijze van haar christelijke traditie en de zoektocht die volgt, kwam jaren later. ‘Ik vond het moeilijk dat wat je door de week uitvreet minder uit lijkt te maken. Terwijl de druk om twee keer naar de kerk te gaan er wel was. Dat begon me tegen de borst te stuiten. Dat strookt niet met het geloof. We zeggen wel dat je niet zalig wordt door goede werken, maar de kerkgang wordt soms wel zo gezien.' Een breekpunt kwam er voor Roman na de geboorte van haar eerste kind. Om haar dochter te mogen laten dopen, moet ze belijdenis van haar geloof doen. ‘Er werd zo’n druk gelegd vanuit de kerk: deze weg moet je volgen. Niet alleen richting mij, maar ook naar mijn man. Hij is moslim, maar wilde onze dochter wel laten dopen, omdat het voor mij belangrijk was. Ik heb toen ervaren hoe prachtig en indrukwekkend de doop is. Alleen ik stond daar met mijn dochter op mijn arm en mijn man naast me, die zich daar niet prettig voelde. Maar hij moest daar staan. Er was vanuit de kerk weinig begrip voor zijn mening.’
Toen kwam de tweede, en ging het op precies dezelfde manier. ‘Bij de derde dacht ik: het is klaar, het hoeft van mij niet meer. Ik snap dat er kerkelijke regels zijn, maar ik kon mezelf niet meer uitleggen wat ik daar in de kerk deed’, zegt Roman. ‘Met de dominee heb ik veel gesprekken gevoerd. Hij begreep wel dat de manier waarop de kerk handelde en reageerde voor mij het beeld van superioriteit was geworden. Het beeld dat ik van de kerk had, werd duidelijker: dat de kerk niet alleen draait om de diensten bezoeken, maar dat er nog meer speelt. Daar kom je pas achter als je anders bent dan de norm in de kerk.’
flatscreen
Roman verdween geleidelijk uit de kerk. ‘Het voelde als een bevrijding, want ik ging alleen nog maar voor de andere kerkgangers. Niet meer naar de kerk gaan is hier een taboe.’ Ze kreeg weinig reacties vanuit de gemeente, daar had ze ook geen behoefte aan. ‘Jullie hoeven mij geen vragen te stellen, dacht ik, ga eerst maar naar jezelf kijken, naar hoe je doordeweeks leeft.’ Vijf jaar gaat Roman nu niet meer naar de kerk. ‘Ik denk dat het niet goed is voor je geloof om uit de kerk te stappen, maar in mijn geval had blijven zitten meer kwaad dan goed gedaan.’ Bang dat het geloof ‘verwatert’ is Roman niet. ‘Dan was dat nu wel gebeurd.’
De afgelopen jaren ging ze in gesprek met nieuwe christelijke vrienden uit andere kerken, die ze leerde kennen dankzij een vriendin. ‘Ik lees nu niet meer standaard bij het eten uit de Bijbel, maar ik pak de Bijbel als ik een vraag heb.’ En die heeft ze veel. Dus ze googelt, leest en kijkt video’s van christelijke sprekers. Ook bezocht Roman andere kerken. Tevergeefs. ‘Eigenlijk ben ik een beetje verpest door de kerkdiensten en preken waarmee ik ben opgegroeid, want aansluiting vinden bij een andere kerk vind ik moeilijk. Als ik een dominee tijdens een preek een SBS6-programma aan hoor halen, dan denk ik: ja, dat kan niet.'
Roman wijst met zelfspot naar de flatscreen in haar woonkamer. ‘Terwijl ik er ook huiverig voor ben om me weer in een hokje te plaatsen.’ Het ‘refo-meisje’ van de Pieter Zandt luistert nu worship, heeft een tv, draagt broeken, werkt drie dagen in de week, leest de Bijbel niet meer vanuit gewoonte, en gelooft dat er ook echte christenen in de Rooms-Katholieke Kerk zitten (‘Dat zegt echt niet iedereen hier op Urk hoor!’). Maar de kern van haar traditie, weten of je uitverkoren bent of niet, blijkt nog onveranderd te zijn in haar hoofd. ‘Ik zie mezelf als gelovig, maar niet als kind van God’, zegt Roman. Ze slikt een brok weg en haalt gelaten haar schouders op: ‘Ik weet niet of dat anders was geweest als ik in een andere kerk was opgegroeid.’ Gelovig zijn betekent voor haar uitdragen wat je overtuiging is.
'Mensen liefhebben en niet oordelen, dat staat volgens mij voorop.’ Maar weten dat je een kind van God bent, wat zou dat dan zijn? ‘Ik denk dat je wel op enige manier berusting gaat krijgen, maar ik denk dat de zoektocht nooit over gaat. Dat is misschien juist het mooie’, zegt ze voorzichtig. ‘Want zo blijf je groeien.’
Vandaag verschijnt Baars' bijdrage over reformatorische jeugdcultuur in de bundel Bij ons in de Biblebelt: nalezing op de tentoonstelling in Museum Catharijneconvent.
de refomeisjes uit 2005
Cultureel antropoloog José Baars onderzocht voor haar doctoraal in 2005 reformatorische jongerencultuur. In 2011 breidde ze dit onderzoek uit door weer in gesprek te gaan met de jonge vrouwen en hen weer te vragen naar hun opvattingen. ‘Cultuur is iets dynamisch en daarop is de refocultuur geen uitzondering’, zegt Baars. ‘De reformatorische hoek is de afgelopen jaren een stuk opener geworden, al zien buitenstaanders dat misschien niet zo snel.’
Baars verwachtte dat opleidingsniveau en een grote arbeidsparticipatie van vrouwen deze verandering in de refocultuur teweeg zou brengen. Dat blijkt zo te zijn, maar de individualisering van de maatschappij en de rol van internet spelen ook mee. ‘Van een YouTube-video van een spreker uit de reformatorische hoek, klik je makkelijk door naar een iets evangelischer spreker. Precies wat Roman ook doet.'
Ruth Roman was als 17-jarig meisje een ‘vlotte vernieuwer’, vertelt Baars. Het is een van de vier groepen waarin zij de reformatorische examenleerlingen indeelde na gesprekken met hen. ‘De vlotte vernieuwers vonden bijvoorbeeld dat je als gelovige vrouw ook een broek kon dragen.’
In 2005 was de grootste groep onder de meiden de ‘bewuste belijders’. ‘Deze tieners dachten hetzelfde als hun ouders over christelijke waarden en dogma’s. Zij spraken thuis en bij kerkelijke activiteiten ook inhoudelijk over het geloof.
’Bij de ‘behoudende bewakers’ als derde groep, ontbrak dit gesprek over de waarden achter de regels, daar lag de nadruk op de vorm.
De laatste groep van examenleerlingen op de Pieter Zandt in Kampen waren ‘verre vreemden’. Zij zaten thuis en in de kerk niet met twee benen in de reformatorische cultuur. Roman lijkt nog steeds een ‘vlotte vernieuwer’, maar met kenmerken van een ‘verre vreemde’, doordat zij kerkverlater is.
verschuiving
Ook veel andere vrouwen hebben een verschuiving doorgemaakt. Zij hebben een persoonlijk geloof ontwikkeld. ‘Ze zijn vaak nog heel degelijk, maar minder dogmatisch’, zegt Baars. ‘De aandacht ligt, net als bij Ruth, meer op geloof uitdragen.’ Dat bekeringsmoment, waar Roman over vertelt, was voor heel veel tieners een vast gegeven. ‘Nu de vrouwen ouder zijn, wordt ook daar vaak anders naar gekeken. Een vrouw zei tegen mij: ‘Doordat er zo zwart-wit over bekering wordt gepreekt, merk ik dat dat gemeenteleden als het ware verlamt. Er zijn andere manieren om mensen te verleiden hun hart op God te richten.’ Een klein aantal vrouwen is niet van plek veranderd. ‘Wat opvalt is dat dit vaker laag opgeleide vrouwen zijn’, zegt Baars. ‘Zij vinden het prima in de kerk waarin zij zijn opgegroeid. Ze praten ook minder snel over hun geloofs(on)zekerheid.'

