CGK-voorstel: kerken die afwijken van de landelijke afspraken buiten kerkverband

Nunspeet
Dat blijkt uit de synoderapporten en commissievoorstellen die dinsdag in aanloop naar de tweede vergaderweek van de synode openbaar zijn gemaakt. De bewuste commissie die voorstellen over kerkelijke eenheid doet is in tweeën uiteen gevallen, met een meerderheid van vier en een minderheid van drie synodeleden.
De commissiemeerderheid wil dat de synode de kerkorde uitbreidt en regels opstelt voor plaatselijke kerken die afwijken van de landelijke afspraken. Dat is realiteit binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken, een verband met ruim 70.000 leden en 180 kerken. Kerken in Arnhem, Nieuwegein, IJmuiden en Hilversum hebben vrouwen aangesteld als ouderling en diaken, wat tegen de landelijke afspraken uit 1998 ingaat. Ook in de afwijzing van homorelaties, door de landelijke synode in 2013 en 2016 uitgesproken, gaan enkele plaatselijke kerken bewust niet mee.
Volgens de commissiemeerderheid, onder wie de dominees Harry Sok en Arie van der Zwan, wordt in deze plaatselijke ontwikkelingen een afwijken van Gods Woord zichtbaar. Dezelfde afwijking zien ze in ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken, kerken met wie 42 procent van de Christelijke Gereformeerde Kerken nauw samenwerkt.
halt houden
Die afwijking vraagt van de synode een signaal, om ‘deze ontwikkelingen een halt toe te roepen, opdat die zich niet als een olievlek gaan uitbreiden’, schrijft de commissiemeerderheid. Voor dat ‘halt’ formuleert ze een reeks voorstellen. Concreet wil ze dat er geen nieuwe samenwerkingsgemeenten met vrijgemaakt- en Nederlands-gereformeerden komen, dat voor alle samenwerkingsgemeenten gaat gelden dat de ‘minst verstrekkende kerkorde’ geldt, dat de nauwe banden met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt worden afgeschaald en dat er een nieuwe landelijke werkgroep zich bezint op de binnenkerkelijke verschillen over het verstaan van de Bijbel, het preken, de ambten van dominee, ouderling en diaken en ethische vragen.
Om kerken die van landelijke afspraken afwijken aan te pakken, stelt de commissiemeerderheid twee opties voor. ‘Zij moeten erop gewezen worden dat ze zich schuldig maken aan zonden’, ‘alleen al het niet leven naar de regel “laat uw ja ja zijn” is een ernstige zaak.’ Optie één is om dergelijke gemeenten niet meer op kerkelijke vergaderingen in de regio te accepteren door de zogeheten ‘geloofsbrieven’ van afgevaardigden te weigeren. Een kerk kan dan alleen als waarnemer aanschuiven. ‘Bij volharding in onwilligheid om de besluiten van de meerdere vergadering uit te voeren, zal de meerdere vergadering de band met de kerkenraad definitief verbreken.’ Dat betekent feitelijk een breuk.
Optie twee is meer ruimte in de kerkorde aan te brengen zodat kerken in een regio een ‘kerkenraad die zich als collectief schuldig maakt aan een openbare grove zonde’ af te zetten. Ook dat betekent een breuk.
Volgens de commissieleden is dat te rechtvaardigen omdat het gezag van de Bijbel in het geding is, en dat raakt het wezen en het bestaansrecht van het kerkverband. Ze zien het als een ‘verleiding’ om nu niet principieel maar pragmatisch leiding te geven. ‘Onze eerste en belangrijkste zorg dient te zijn: zijn en blijven we als kerken gehoorzaam aan Gods Woord? Durven we ook in de 21e eeuw de tijdgeest te weerstaan door ons te houden aan wat Gods Woord en Geest ons voorhouden?’
minderheid
De minderheid van de synodecommissie, onder wie de dominees Gé Drayer en Jurrian Oosterbroek, kiest een andere aanvliegroute. Een scheuring in de kerk is volgens hen alleen onvermijdelijk als het fundamentele van het evangelie in het geding is, zoals in de tijd van de Reformatie. ‘Het spanningsveld waarin wij als CGK ons heden bevinden, ligt echt op een ander niveau.’
Ze willen wegblijven bij de drie oplossingsrichtingen die de deputaten Eenheid, de landelijke werkgroep die de contacten met andere kerken heeft onderhouden, eerder in hun rapport aan de synode schetsten, en waar de synode in november al eens verkennend over sprak. Die drie richtingen betroffen het (1) onverkort vasthouden aan de eigen kerkelijke besluiten, het (2) op onderdelen ruimte geven aan de plaatselijke kerken om af te wijken of (3) kerken in de regio laten beslissen over of een afwijking wel of niet aanvaardbaar is. Welke optie ook wordt gekozen, er zal ‘altijd impliciet sprake zijn van een scheuring’ waarschuwen ze. De commissieminderheid pleit voor een taakgroep die voor de volgende synode van 2022 de gevolgen van de drie geschetste richtingen uitvoerig in kaart brengt. ‘Niet om te pakken en nathouden, maar omdat we over grote en wezenlijke zaken spreken, waarvan de implicaties niet of nauwelijks te bevroeden zijn.’ <