Opgelucht kerkloos christen

Ede
Vier jaar lang was hij kerkloos. In die tijd sprak hij met talloze andere kerkverlaters, voor wie hij onbedoeld een soort pastor werd. Over zijn eigen verhaal en dat van tien andere kerkverlaters schreef hij het boek Adieu Kerk! Adieu God?
Het was geen onverschilligheid of ongeloof dat hem de kerk uitdreef, vertelt Van Westen aan zijn keukentafel in Ede. En dat geldt eigenlijk voor alle kerkverlaters die hij sprak voor zijn boek. Zij kwamen op zijn pad toen hij zelf kerkloos was. Oud-huisgenoten, collega’s, mensen die hij kende van Soul Survivor. De een verloor de verbinding met de mensen in de kerk, de ander kon de dogma’s niet meer volgen. Een derde zag dat het leiderschap in de kerk ongezonde vormen aannam. ‘Ik heb nooit het verlangen gehad om kerkverlatingspecialist te worden, maar vanuit mijn verhaal en eigen nieuwsgierigheid raakte ik met hen in gesprek.’
vrienden
Voor Van Westen begon de weg naar de achterdeur van de kerk toen zijn goede vrienden in de gemeente een ander geestelijk thuis vonden. ‘Voor mij waren de vriendschappen in de kerk erg belangrijk’, vertelt hij. ‘In korte tijd ging een van hen een bijbelschool doen en kreeg de ander een roeping voor de zending. Dat voelde heel dubbel: ik vond het mooi dat zij zich geroepen voelden, tegelijk verloor ik mijn beste vrienden in de gemeente. Ik voelde me eenzaam in de kerk. Thuis had ik een drukke tijd met jonge kinderen en gebroken nachten. Ik had geen energie, geen ruimte om te investeren in nieuwe relaties in de kerk.’
Tegelijk speelden zijn eigen verwachtingen over de kerk ook een rol. ‘De gemeente had een sterke visie voor het jeugdwerk, waarover ik enthousiast was. Ik verwachtte dat er tientallen jongeren van buiten de kerk tot geloof zouden komen. Toen dat niet gebeurde, raakte ik teleurgesteld. Nu ik terugkijk, zie ik dat mijn verwachtingen onrealistisch waren.’
Langzaam ging Van Westen kritischer kijken naar de kerk: waar waren ze nu eigenlijk mee bezig? Hoe effectief is het onderwijs in de kerk? Past deze manier van kerk-zijn wel bij de Bijbel? Totdat het hem te veel werd en hij klaar was met de kerk. ‘Wat ons vertrek niet makkelijk maakte, is dat we geen alternatief hadden. Als we een andere kerk op het oog hadden, konden we God nog de schuld geven en zeggen dat we het idee hadden dat Hij ons riep.’
Wat deed het met u om kerkloos christen te zijn?
‘Ineens vervielen alle taken die ik had in de kerk, dat was een opluchting. Het was heerlijk om op zondag lekker te kunnen uitslapen en een keer geen koffiedienst te hebben. Ik was vrij van alle dingen die ik deed om de kerkfabriek draaiende te houden. Mijn vrouw en ik gingen om met een groepje van gezinnen en alleenstaanden die uit verschillende kerken kwamen. Met hen kwamen we geregeld samen om te bidden, te zingen en bijbel te lezen. Het verving de kerk een beetje, en zorgde dat ik geestelijk fit bleef.’
Was het ook een verlies?
‘Ja, het was ook een rouwproces. Ik had het gevoel dat ik mijn eigen talenten en kwaliteiten weggooide: spreken, een groep leiden, dat stopte opeens. Ik vond dat ik mijn talenten in de grond stopte, zoals in die gelijkenis in de Bijbel. Met Kerst en Pasen ervoer ik het als gemis om geen kerk te hebben. Zeker voor de kinderen. Je gunt hun het beste en ik was bang hen iets essentieels te ontnemen. Daarover heb ik me schuldig gevoeld. Ze gingen gelukkig naar een fijne evangelische basisschool.’
Hoe waren de reacties vanuit de kerk die u verliet?
‘Vergeleken bij andere kerkverlaters zijn wij vrij onbeschadigd gebleven. Er was veel berusting, we hadden er goed over nagedacht en ze zagen ook wel dat goede vrienden waren vertrokken. Behalve één persoon, die vroeg of ik niet nog even kon terugkomen voor een taak. Dat is veelzeggend. Maar diegene neem ik het niet kwalijk, er moest ook veel gebeuren. Mijn vrouw heeft gelukkig goed contact gehouden met vriendinnen uit de kerk, die haar steunden en geen oordeel hadden.’
Waardoor raakten de andere kerkverlaters uit uw boek beschadigd?
‘Zij werden bijvoorbeeld opgebeld met de opmerking: “Heb je nog iets in je leven dat je moet veranderen?” Of mensen schoten in de verdediging door te zeggen dat geen enkele kerk perfect is. Iemand kreeg te horen: “Misschien moet je meer tijd met God doorbrengen, zodat je de kerk minder nodig hebt.” Of: “De kerk draait niet om ontvangen, maar om geven.” Dat zijn opmerkingen die ik nog wel kan volgen, maar je moet dat niet zeggen tegen iemand die de kerk verlaat. Kerkverlaters hebben erkenning nodig en empathie. Stel open vragen, zonder oordeel.’
luisteren
Van Westen komt niet met een stappenplan waarmee kerken kunnen voorkomen dat mensen vertrekken. Wel zou hij willen dat kerken beter luisteren naar mensen die de kerk verlaten of naar de achterdeur bewegen. ‘Vaak zit er achter het verhaal van een kerkverlater een wens. Naar authenticiteit, bijvoorbeeld. Of om in gesprek te kunnen over twijfels. In gesprekken met kerkverlaters heb ik gemerkt dat er in veel kerken onvermogen is om te praten over twijfel. Zeker als die twijfel gaat over geloofsthema’s waarover andere mensen juist gepassioneerd zijn. Dan komt het aan op de vraag of je kunt omgaan met verschillen. Ik heb zelf ook eens de fout gemaakt te denken dat ik niet met iemand verbonden kan zijn die een heel andere mening heeft. Een goede vriend van mij - hij was een voorbeeld voor me - zei een keer dat hij niet langer gelooft dat Jezus de enige weg tot God is. En dat mensen die niet geloven in een soort hel terechtkomen. Help, dacht ik, hij is een dwaalleraar. Ik schrok ervan en hij voelde als bedreiging, dus ik deed een stapje terug. Dat was onvermogen. Nu heb ik diepe vriendschappen met mensen die heel anders denken over veel thema’s.’
U bent nu wel weer actief in een kerk, hoe is dat zo gekomen?
‘Toen ik weer ruimte ervoer om nieuwe contacten te leggen, kwam ik in contact met twee mannen die aan het bidden waren voor Ede. Met een van hen had ik een natuurlijke klik. Hij bood zijn vriendschap aan, zonder dat hij van mij een nieuw gemeentelid wilde maken. We spraken over God, maar ook over voetbal. Toen hij zei dat hij een nieuwe kerk wilde beginnen, zei ik: “Joh, dan moet je weer stoelen klaarzetten, koffie schenken. Mooi dat je droomt, maar mij niet gezien.” Later ben ik een keer gaan kijken in zijn kerk. De boodschap vond ik erg mooi, al was mijn ergernis over de vaste patronen nog niet weg. Zo ben ik er weer ingerold. Onze kerk is niet super heilig of zo. En tegen mensen die er komen, zeg ik ook dat ze niet te veel van ons moeten verwachten. We doen ons best, maar er zijn andere kerken die dingen veel beter doen.’
Onder christenen wordt vaak gezegd dat je niet in je eentje kunt geloven. Hoe denkt u daarover?
‘Ik vergelijk het met een fietspeloton. Als je in een groep fietst, een peloton, dan vangen anderen de wind op. Soms is het niet erg om te demarreren en een poos in je eentje vooruit te fietsen. Of even achter het peloton te rijden. Soms is daarvoor ook een goede reden, dat je een lekke band hebt, of geen energie meer hebt. Maar over het algemeen is het veel prettiger om in een peloton te fietsen. Dan houd je elkaar uit de wind. En het is ook gewoon een stuk gezelliger.’ <