Het raadsel van de Ster van Betlehem

1. Hoe kan astrologie zo’n aantrekkingskracht hebben op mensen?
‘Hij is Steenbok en ik ben Boogschutter. Dat is geen goede match in de astrologische wereld. Moet ik me daardoor laten leiden?’
In het hoekje ’Sterrenbeelden en dating’ van internetforum Reddit is dit overduidelijk geen vraag die gek gevonden wordt. Zo’n beetje alle deelnemers aan het gesprek lijken het erover eens: hoe de sterren stonden bij je geboorte zegt veel over jouw karakter en je levensloop. Als iemand reageert dat het dom is je in de liefde daardoor te laten leiden, zegt een ander meteen: ‘Typisch een Steenbok!’
Astrologie is terug, constateerde The New York Times alweer een kleine twee jaar geleden. Natuurlijk hadden veel kranten en (vrouwen)bladen altijd al ergens een horoscooprubriek, maar millennials (20- tot 35-jarigen) lijken de sterrenwichelarij helemaal te hebben omarmd.
Dat heeft allerlei oorzaken, zeggen deskundigen in dezelfde krant. Nog nooit was een generatie zo vrij om het eigen leven vorm te geven, en ook zo weinig gelovig. Dat zorgt voor onzekerheid. Vage spiritualiteit, zoals astrologie, vult dat gat. Zeker als dat vormgegeven wordt in moderne, fris ogende apps die je geboortedatum direct combineren met real-time gegevens van NASA om zo precies mogelijk te voorspellen wat de komende week voor je in petto heeft. Voor sommige jonge vrouwen is astrologie zelfs een vorm van feminisme, ontdekte de krant: het is geloven in iets ánders dan de ‘mannelijke’ wetenschap.
Wie aan astrologie doet, denkt dat er een parallel bestaat tussen de bewegingen aan de hemel en gebeurtenissen op de aarde. Kijk goed naar boven, en je weet wat er beneden te gebeuren staat.
Dat is geen gedachte van de laatste jaren. De oude Babyloniërs hadden drie-, vierduizend jaar geleden al een zeer ingewikkeld astrologisch systeem ontworpen. Volgens de Grieken en Romeinen kondigden sterren en kometen en sterren belangrijke gebeurtenissen aan: rampen, zoals de verwoesting van de stad Pompeii door de uitbarsting van de Vesuvius in 79 na Christus, maar ook de geboorte van koningen en andere belangrijke figuren.
Soms kon je dat een handje helpen. Koningin Olympias, de moeder van Alexander de Grote, kreeg in 356 v.Chr. van de hofastroloog het bevel ondanks de weeën de geboorte nog een tijdje te vertragen, zodat de sterren bij Alexanders geboorte precies zo zouden staan dat ze een nieuwe wereldheerser aankondigden.
Astrologie mag vandaag ‘helemaal terug’ zijn, in de tijd van de Bijbel was er voor de meeste culturen gewoonweg geen belangrijke beslissing denkbaar zonder eerst de sterren te raadplegen.
2. Waarom hebben Bijbelschrijvers en theologen daar zo’n moeite mee?
De profeet Jeremia wist het al in de zesde eeuw voor Christus: astrologie is iets voor bange mensen. ‘Volg andere volken niet na, raak niet van slag door tekenen aan de hemel, ook al jagen die de hele wereld schrik aan’, zegt hij namens God tegen de inwoners van Jeruzalem (Jeremia 10, vers 2).
Mozes had het volk Israël verboden te knielen voor ‘de lichten aan de hemel’, omdat zulk eerbetoon alleen voor God is bestemd (Deuteronomium 4, vers 19), maar blijkbaar kwamen de Israëlieten in de spannende jaren van Jeremia’s optreden sterk in de verleiding.
Van hoogmoedige mensen wordt gezegd dat ze ‘hun nest tussen de sterren’ proberen te bouwen (Obadja vers 4), en arrogante koningen kunnen vergeleken worden met uit de hemel vallende sterren (Jesaja 14, vers 12). Zon, maan en sterren zijn – hoe prachtig ook – geen goden die je iets kunnen vertellen, geloofde Israël in tegenstelling tot zo ongeveer alle volkeren rondom. Ze zijn een schepping van God.
Met die magiërs uit het oosten hebben theologen daarom altijd een beetje in hun maag gezeten. Want de gedachte dat je in de sterren kunt zien wat er gaat gebeuren, past niet bij een geloof in een vrije en soeverein handelende God en in mensen die in vrijheid op zijn stem kunnen reageren.
Als de dingen in de sterren geschreven staan, kan het dan nog ánders lopen? Kun jij dan nog ánders beslissen? Geloven in astrologie is geloven dat alles ergens al vast ligt. Het is noodlotdenken. De kerkvader Hiëronymus (vierde eeuw) meende daarom dat de magiërs hun kennis ‘van demonen geleerd’ moesten hebben.
Niet alle christenen keken overigens zo tegen astrologie aan. Sommige christelijke tijdgenoten van Hiëronymus geloofden dat de overwinning van de christen geworden keizer Constantijn in de sterren geschreven had gedaan. En in Spanje schijnt de enigszins populaire christelijke beweging van het priscillianisme aan een eigen vorm van astrologie hebben gedaan.
Maar over het algemeen is astrologie door de kerk – net als in de Bijbel – altijd sterk afgewezen: het vereren van de zon en de sterren past niet bij het geloof in de Vader van Jezus Christus. Het priscillianisme werd in 561 door het Eerste Concilie van Braga (‘het Rome van Portugal’) als ketterij veroordeeld. Overigens niet om haar sterrenwichelarij maar omdat de priscillianen ook seks bínnen het huwelijk veroordeelden.
Toch komt de astrologie al snel opnieuw Europa binnen. Dat gebeurt – misschien niet toevallig – via Spanje. Dat wordt in de achtste eeuw veroverd door de islamitische Moren. Die brengen een zeer gedetailleerde Arabische astrologie mee.
De middeleeuwse Europeanen vinden die fascinerend. Officieel blijft de kerk altijd tegen sterrenwichelarij waarschuwen, maar vanaf de late Middeleeuwen dringt de astrologie overal door, tot in de religieuze kunst en de Mariaverering aan toe (al stamt de titel van Maria ‘Sterre der Zee’ wonderlijk genoeg dan weer van de sterrenkritische Hiëronymus). Zo ongeveer ieder koninklijk hof heeft vanaf de dertiende eeuw zijn eigen astroloog in dienst.
Opmerkelijk genoeg verdwijnt in diezelfde periode in de islamitische wereld de belangstelling voor astrologie juist: Korangeleerden vinden het strijdig met de islam, op basis van vrijwel dezelfde argumenten die de christelijke kerk eeuwen eerder ook al had gebruikt.
De protestantse Reformatie verandert weinig aan de Europese voorliefde voor astrologie. Reformator Johannes Calvijn moet er niets van hebben. Wel maakt hij een (dan nog tamelijk nieuw) onderscheid tussen twee soorten astrologie: een valse die de toekomst wil voorspellen, en een goede die Calvijn zeer toejuicht en die de bewegingen van de sterren wil begrijpen – wat wij tegenwoordig astronomie noemen. Maarten Luther noemt astrologie een ‘heilloze, grappige fantasie’. In de schilderkunst en in de werken van Shakespeare wemelt het intussen van de verwijzingen naar sterrenbeelden en hun betekenis.
Ook door de Verlichting en de opkomst van de astronomie, de wetenschappelijke sterrenkunde, zal de astrologie in Europa niet verdwijnen.
3. Wat was de Ster van Bethlehem nu precies? Een paar planeten of sterren op een rijtje, een komeet of toch iets anders?
Johannes Kepler (1571–1630), de grondlegger van de moderne sterrenkunde, wist het na jarenlang rekenen zeker: in het jaar 7 v.Chr. stonden de planeten Jupiter, Saturnus en Mars een tijdlang op één lijn, en dat moet op een bijzonder heldere ster hebben geleken. Die moeten de magiërs hebben gezien. Andere geleerden hebben een supernova gesuggereerd, of een (onbekende) komeet. In 2008 opperde de taalkundige Richard Coates dat we wellicht moeten denken aan de ster A Aquarii uit het sterrenbeeld Waterdrager. In de oude Arabische astrologie heet die ‘Gelukkige ster van de koning’, en rond het begin van de jaartelling verscheen deze ster een tijdlang net boven de horizon (vanuit het oosten gezien in de richting van Jeruzalem).
De sterrenkundige Michael Molnar meent dat de Ster van Betlehem een samenstand is geweest van de maan en Jupiter. Door de magiërs zou die geïnterpreteerd kunnen zijn als een teken dat in Judea een koning was geboren. Een bewijsstuk hiervoor is een munt uit Antiochië met daarop een ram (sterrenbeeld Ariës) die naar een ster kijkt. De ram zou staan voor de Joden. Jupiter is de ‘koningsster’. Op een congres hierover aan de Rijksuniversiteit Groningen in 2014 werd duidelijk dat er in de kleitabletten uit de regio van de mag i die tot nu toe zijn ontcijferd geen enkele verwijzing is naar astrologische tekenen die betrekking hebben op Israël of Juda. Tegelijk bleek dat rond het begin van de jaartelling in het Romeinse rijk een voorspelling rondging die Jeruzalem aanwees als plek waar een grote leider geboren zou worden.
Een probleem met al deze verklaringen is dat ze niet goed kunnen uitleggen hoe een ster de wijzen de weg kon wijzen, tot bij het huis in Bethlehem waar het Kind met zijn moeder verbleef (Matteüs 2, vers 9). Tussen Jeruzalem en Bethlehem moet de ster daarvoor van noord naar zuid hebben gereisd, wat voor een gewoon sterrenkundig verschijnsel tamelijk ongewoon is. Het is dus een wonder geweest, concluderen sommige theologen. Nee, het was geen échte ster, zeggen anderen, maar een manier waarop Matteüs in de Grieks-Romeinse wereld kon uitleggen dat Jezus een échte koning is – want bij een koning hoorde in die tijd een ster. Een fascinerende parallel met wat de evangelist Matteüs vertelt: in het jaar 66 na Christus verschijnen er magiërs uit het oosten in de stad Rome. Ze hebben namelijk een ster (de komeet Halley) gezien aan de westelijke hemel, en dus zijn ze gekomen om keizer Nero eer te bewijzen.
Over de Ster van Bethlehem ‘is al heel veel inkt vergoten’, merkt de Duitse nieuwtestamenticus Ulrich Luz op (om er vervolgens in zijn gerenommeerde commentaar op het Bijbelboek Matteüs nóg meer inkt aan toe te voegen). Getuige de waaier aan verklaringen – van theologen, sterrenkundigen en nog vele anderen – bestaat er over het hoe en wat van de Ster van Bethlehem nog weinig consensus.
4. Er is een connectie tussen de profetie van Bileam en de Ster van de wijzen. Hoe zit dat?
Misschien moeten we voor de betekenis van de Ster van Bethlehem wel veel meer naar het Oude Testament kijken, oppert hoogleraar Nieuwe Testament in Regensburg Tobias Nicklas in een artikel in het boek The Prestige of the Pagan Prophet Balaam in Judaism, Early Christianity and Islam (2008). Wat die ster in letterlijke zin ook geweest mag zijn.
In Numeri 24 wordt namelijk door de ziener Bileam een voorspelling gedaan, waarnaar Matteüs losjes lijkt te verwijzen. Matteüs speelt heel vaak in zijn evangelie met verwijzingen naar de Hebreeuwse Bijbel. Sommige zijn heel duidelijk (‘Zoals voorzegd door de profeet …’), maar veel andere bestaan uit losse verwijzingen die verder niet worden benoemd.
Bileam was door de Moabitische koning Balak ingehuurd om een vloek over Israël uit te spreken, maar dat lukt niet. Na herhaaldelijk proberen – waaraan zelfs een pratende ezel te pas komt – komt er geen vloek over zijn lippen maar voorspelt Bileam, uitkijkend over het legerkamp van Israël, dat er ‘een ster zal opkomen uit Jakob, een scepter uit Israël’ (Numeri 24, vers 17).
Zowel joden als christenen hebben dit vaak begrepen als een voorspelling van de Messias, de figuur die Israël zou bevrijden. Niet toevallig kreeg in het jaar 132 de joodse opstandelingenleider Simon de bijnaam Bar Kochba: ‘Zoon van een ster’. Het moest hem messiaanse allure geven. Na een vreselijke oorlog van drie jaar werd Simon niettemin door de Romeinen verslagen.
Als Matteüs de ster van Bileam op Jezus betrekt, doet hij dat een stuk subtieler dan deze Simon zestig jaar na hem zou doen. Net als hun collega Bileam eeuwen eerder zien de magiërs een ster opgaan, wat hen op een of andere manier duidelijk maakt dat er dus een scepter (een koning) is opgestaan in Israël. Net als Bileam komen ze uit het oosten, en wordt er expliciet vermeld dat ze naar huis terugkeren – hoewel de wijzen via een omweg (Numeri 24, vers 25; Matteüs 2, vers 12). In de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament, wordt Bileam ook ‘magi’ (magiër) genoemd, net als de wijzen. Mogelijk is er zelfs een parallel te zien tussen koning Balak die Israël wilde verwoesten en hoe Matteüs de wrede koning Herodes beschrijft. Jezus is in elk geval voor Matteüs niet maar een belangrijke koning, voor wie er volgens het volksgeloof van die tijd sterren aan de hemel verschijnen. Hij is de Messias die Israël verwacht.
Overigens is de link tussen Bileam en Bethlehem niet pas recent bedacht. Al in de derde eeuw komt de kerkvader Origenes met de gedachte dat de wijzen wel eens afstammelingen van Bileam geweest zouden kunnen zijn – dat zou verklaren hoe ze van zijn profetie wisten. Volgens Origenes – die net als de meeste andere theologen niets moest hebben van astrologie – wisten de magiërs dat er serieus iets met de ster aan de hand was, omdat ze door de geboorte van Jezus hun occulte krachten voelden afnemen. Sinds Jezus er was, werkte hun astrologie niet meer. Dus gingen ze op zoek naar een andere Koning.
5. Wanneer zijn we de ‘magiërs’ koningen gaan noemen (en waarom zijn het er altijd drie)?
Zat de kerkvader Hiëronymus nog een beetje in zijn maag met het feit dat de eerste niet-Joden die het Kind aanbaden astrologen waren, in de zesde eeuw neemt hun verering serieuzere vormen aan. Dan worden ze ook steeds vaker ‘koningen’ genoemd – vermoedelijk vanwege de koninklijke geschenken die ze meebrengen: goud, wierook en mirre. Door deze drie geschenken wordt vanaf die tijd ook steeds vaker aangenomen dat ze met z’n drieën waren (hoewel Matteüs zelf geen aantal noemt). Ze krijgen namen – Caspar, Melchior en Baltasar – en een vaststaand uiterlijk. Melchior is een wijze met een baard. Hij draagt het goud bij zich. Casper is de jongste en baardloos. Zijn geschenk is mirre (een olie of hars die als parfum werd gebruikt). Baltasar heeft een zwarte huidskleur. Hij brengt de wierook mee. Hun feestdag, Driekoningen, is op 6 januari. Officieel is Kerst dan ook pas ten einde.
Driekoningen wordt overal anders gevierd, maar heeft vooral in Duitsland een hoge vlucht genomen. Dit komt waarschijnlijk door de verering van de relieken in de vorm van bot- en kledingresten van de Drie Koningen. Keizerin Helena (vierde eeuw) had die, gaat het verhaal, in Jeruzalem gevonden. Sinds 1164 worden ze in de Dom van Keulen bewaard.
Tijdens Driekoningen worden op veel Duitse voordeuren met krijt de letters C+M+B met het jaartal geschreven. In het Latijn: ‘Christus mansionem benedicat’ (Christus, zegen dit huis). Het is een gebed om zegen over het nieuwe jaar, dat – als het even lukt - het hele jaar op de deur blijft staan. Maar het zijn niet toevallig ook de beginletters van Caspar, Melchior en Baltasar. ■


