Beter arm op je geboortegrond dan rijk in een vreemd land

Nee, het is géén nieuw boek over het probleem ‘schepping & evolutie’. Willem Maarten Dekker (1976), dominee in Waddinxveen, had er liefst geen enkel hoofdstuk aan gewijd in zijn boek Dit broze bestaan over geloven in God als Schepper. Het is namelijk een nogal misleidende discussie, vindt hij. ‘Hoe meer we over schepping en evolutie praten, hoe meer we gaan denken dat ‘schepping’ iets van vroeger was: toen en toen heeft God de wereld gemaakt. Maar als je zegt dat deze wereld schepping is, dan gaat dat over óns: wat betekent het dat God jou gewild heeft, hier en nu? Dan maakt het niks uit of God nu 6000 of 13,8 miljard jaar geleden met deze wereld begonnen is.’ In Dit broze bestaan wil Dekker aan de hand van grondige bijbelstudies aangeven wat het concreet betekent om in een Schepper te geloven.
Bestaat er volgens u geen spanning tussen schepping en de evolutietheorie?
‘Geloven in de wereld als schepping is volgens mij goed verenigbaar met de evolutietheorie. De evolutietheorie vertelt hoe de werkelijkheid van mensen en dieren zo ontstaan is, de Bijbel vertelt over het wézen van God en mens. Ik zie wel één probleem, waar een theoloog als Gijsbert van den Brink dat minder lijkt te zien: bij de verhouding tussen evolutietheorie en het geloof in een Schepper. Wat is dat voor God die door zo veel dood en lijden heen deze werkelijkheid schiep? Wat zegt het over God dat hij deze wereld wil via een toevallig proces, waarin de sterkste soorten overleven en waarin zoveel natuurlijk kwaad zit? Hoe kan ik erop vertrouwen dat deze Schepper mijn goede God en Vader is? Dáár moet een boek over de schepping over gaan.’
Toch eerst nog even de discussie schepping en evolutie: hoe moeten we het begin van het bijbelboek Genesis volgens u dan lezen?
‘De Duitse filosoof Hegel maakt een zinvol onderscheid tussen voorstelling en begrip. De voorstelling vind je in Genesis: het verhaal van wie wij ten diepste zijn. Dat kan de evolutietheorie je niet vertellen. Maar er komt een moment dat mensen het verhaal Genesis ook willen begrijpen: wat betékent dat allemaal, die oervloed, die dagen, die boom, die slang? Dan leg ik uit dat het niet letterlijk-historisch bedoeld is, maar gaat over het wezen van de mens. Genesis vertelt: wij zijn goed geschapen maar in zonde gevallen mensen.’
Er was dus niet zoiets als een historische zondeval, zoals theoloog Gijsbert van den Brink in zijn boek En de aarde bracht voort overeind wil houden?
‘Nee, de voorstelling van de boom en de slang betekent dat de zonde niet noodzakelijk is: wij móéten niet zondigen, wij kiezen daarvoor. Genesis stelt het zo voor dat het een ná het andere kwam: we zijn goed geschapen en daarna gevallen. Dat betekent niet dat er ooit een historisch moment van onschuld is geweest, maar dat ons zondaar-zijn niet zo diep zit als ons geschapen-zijn. Wij zondigen vanaf den beginne, maar wij kúnnen anders. Ik eet elke morgen een boterham met banaan. Ik kán ook hagelslag kiezen, maar dat doe ik niet.’
Waar komt het kwaad dan vandaan?
‘De zonde is mensenwerk. Dat is het enige, zegt Van Ruler (hervormde theoloog, red.), waarvan de mens met recht kan zeggen: “Kijk, dat heb ik gedaan!” Maar de mogelijkheid ervan heeft God geschapen. Lees de eerste verzen van Genesis. Daar zie je het kwade al: de duisternis, het oerwater. In de duisternis verdwaal je, in het water verdrink je. Het is opvallend dat Genesis na de eerste twee scheppingsdagen niet zegt: “En God zag dat het goed was”, zoals bij de overige dagen. Want het wás nog niet goed. Daarvoor is land en licht nodig. God begrenst het kwaad. Maar in zijn ondoorgrondelijke wijsheid laat Hij het wel bestaan. God strijdt niet alleen tegen het kwaad, Hij heeft er ook een eigen verhouding toe. Dat zie je in het boek Job, of in Psalm 104 waar God met de Leviatan speelt. De Leviatan staat voor het kwaad, de chaos. In het bijbelboek Exodus verhardt Hij het hart van de Farao. Hij jaagt hem de dood in. Waarom doet God dat? Zodat Hij ons laat zien hoe groot zijn macht is.’
U maakt van God Iemand die angstaanjagend is.
‘Dat ís Hij ook. In onze kerken lijken we dat een beetje vergeten. De Bijbel roept een beeld op van een Schepper voor wie wij moeten vrezen. Wij moeten voor Hem buigen. Dat is fundamenteel. In de Bijbel zie je ze heel vaak bij elkaar: wij moeten God vrezen én liefhebben. Misschien kunnen christenen van de evolutietheorie toch íéts leren: namelijk wat het is om in God de Schepper te gelóven. Vroeger kon je nog denken: dat deze wereld geschapen is, kun je wel weten. Want kijk om je heen hoe mooi en kunstig alles is! Maar sinds Darwin is het onmogelijk om van een goede Schepper te wéten. Daardoor worden we des te meer opgeroepen in Hem te gelóven. Er zit iets raadselachtigs aan God. Daarom is geloven ook zo’n waagstuk.’
Waarom zou je je toevertrouwen aan zo’n God die ook wreed is?
‘Als gelovigen vertrouwen we juist op God omdat Hij méér dan liefde is. Lees de Bijbelverhalen over de ballingschap: waarop blijven de ballingen hopen als alles in elkaar is gestort? Niet op Gods goedheid. Die zien ze niet meer. Ze vertrouwen op Gods macht: Hij kan alles weer anders maken, zelfs zichzelf (in zijn berouw). Maarten Luther zegt ergens: “Het geloof is de Schepper van God.” Niet van God in zichzelf natuurlijk, maar van de voor ons goede God. Dat vind ik een diepe gedachte: het geloof als een macht, die tegen alles in de goedheid van God ziet, tevoorschijn roept. Ik wéét niet dat God goed is, ik vertrouw erop, en pas in het koninkrijk van God zal onthuld worden hoe het allemaal in elkaar steekt.’
U schrijft geregeld boeken en artikelen. U staat daarbij bekend om uw uitgesproken opvattingen. Houdt u van een relletje?
‘Nee, werkelijk niet. Maar ik kan mij wel erg boos maken. In de sociale omgang ben ik een vriendelijk mens. Ik ben misschien wel het eerlijkst als ik schrijf. Het gaat er in Nederland in discussies vaak veel te zoetsappig aan toe. Of er wordt juist vreselijk gescholden – op sociale media en zo. Luther schrijft in 1520 aan de paus over zijn eigen optreden: “Waartoe dient het zout als het niet bijt, waartoe dient het zwaard als het niet snijdt?” We zijn het aan elkaar en aan God verplicht om elkaar de waarheid te zeggen. Ik houd niet van de schijnwerpers, maar soms loopt een discussie zo dat ik mij er wel in móét mengen. Rond Kerk2025 (de reorganisatie van de Protestantse Kerk, red.) of rond de islam. Dan schrijf ik omdat ik móet schrijven.’
Is het een soort roeping?
‘Dat is te groot. Maar ik denk wel geregeld: er moet nu ingegrepen worden. En als niemand het doet, dan ik maar. Ik kan me zorgen maken over de oppervlakkige manier waarop er, ook aan de top van mijn Protestantse Kerk, door mensen nagedacht wordt. Dan kunnen mensen zich aangevallen voelen. Maar het gaat me altijd om de zaak.’
In uw nieuwe boek speelt u wel degelijk op de persoon, in dit geval: de Amerikaanse bestsellerauteur Brene Brown en haar boek over kwetsbaar durven zijn. Hoe kwetsbaar is een welgestelde, blanke Amerikaanse nu eigenlijk?, vraagt u zich af.
‘Oké, dat had ik misschien niet moeten doen. Maar het punt is dat zij niet over zonde wil praten, en dat vind ik onbegrijpelijk …’
Hetzelfde kunnen mensen over u zeggen: u schrijft over pijn en lijden. Wat weet een hoogopgeleide, blanke dominee in het rijke Nederland van pijn en lijden?
‘Wat mijn lijden is, hoeft van mij niet in de krant. Maar ook blanke mannen kunnen lijden. En als je op een zeker moment niet zelf lijdt, kun je wel ‘meelijden’ met anderen. Dat is ook iets wat het christelijk geloof ons leert. Niemand van ons heeft aan een kruis gehangen, maar wij worden wel opgeroepen ons daarmee te identificeren. Moderne mensen willen zich het liefst onttrekken aan het lijden. Christenen weten dat dat niet kan. Wie mensen leert sterven, leert hen te leven. Ik zie dat als een belangrijke taak van de kerk.’
U lijkt bang voor de islam.
‘Ik ben niet bang voor eventuele overheersing door moslims. Ik maakt me wel zorgen over hoe slecht het wezen van de islam matcht met de grondstructuren van de Europese, christelijke cultuur. Kenmerkend voor onze cultuur is de driedeling tussen kerk, staat en koninkrijk Gods. Geloof en politiek vallen niet samen. En er is een diepgeworteld besef in onze cultuur dat de ideale toestand (‘het koninkrijk’) in deze wereld niet gerealiseerd zal worden. Daarop is onze tolerantie gefundeerd en ons vermogen om met verschillen om te gaan.’
De islam kent dat niet?
‘De traditionele islam heeft een ander onderscheid: dat tussen het huis van de islam en het huis van de oorlog, waarmee ze de rest van de wereld bedoelen. Ik vind het dus een serieuze vraag hoe je, als je werkelijk islamitisch denkt, in een westerse democratie kunt passen. Maar als mijn Protestantse Kerk het over dit onderwerp heeft, dan gaat het altijd over ‘moslims’ – als onze aardige buren, en zo. Over de islam gaat het niet. Ik erger mij aan die oppervlakkigheid.’
U bent in uw boek vaker boos op uw kerkverband. Bijvoorbeeld over haar naam: Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Wat is daar mis mee?
‘De naam is een symptoom van iets diepers. De Nederlandse (!) Hervormde Kerk straalde nog uit dat zij kerk was voor het Nederlandse volk. De Protestantse Kerk heet nog slechts ‘in Nederland’. Alsof de PKN net zo goed ergens anders kerk had kunnen zijn. Als uit het protestantisme het besef verdwijnt dat je geworteld en geroepen bent in een bepaald land, dan kunnen we ons beter direct weer aansluiten bij de universele kerk, de Rooms-Katholieke Kerk.’
Waarom is het land waar je woont zo belangrijk? U houdt in uw boek ook een warm pleidooi voor het platteland.
‘Ik vind vooral dat we, stedeling of niet, meer als plattelanders moeten leren leven. Onder boeren tref je het besef nog aan dat God te maken heeft met succes én met tegenslag, met het gezonde én het doodgeboren kalf. De boer weet ook wat het is om aan land verbonden te zijn, om met land te leven. De moderne mens is dat besef kwijtgeraakt. Daarmee raken we ook voor een deel God kwijt.’
Wat doet het ertoe voor mijn geloof dat ik Nederlander ben?
‘Jij hebt in het Nederlands van de grote werken Gods gehoord, vermoedelijk via je ouders en grootouders. God heeft niet alleen in de Bijbel, maar ook in de geschiedenis van Nederland gewerkt, en in jouw familiegeschiedenis. Als je dat niet gelooft, maak je van God een abstractie. Dan is Hij niet meer de schepper van jouw concrete bestaan.’
U gebruikt daarvoor zelfs de besmette uitdrukking ‘bloed en bodem’.
‘Nee, ik draai het expres om: bodem en bloed. Daaraan kun je al zien dat ik niet hetzelfde bedoel als het nationaalsocialisme. Sinds de oorlog wordt in de theologie gezegd: over volk en land en bloedband kunnen we het als christenen niet meer hebben. Maar zijn deze begrippen, die zijn gekaapt door een kwaadaardige ideologie, daardoor voor altijd onbruikbaar geworden? Als je gelooft dat schepping gaat over dit concrete bestaan hier en nu, doet het ertoe waar je vandaan komt en wie je familie is. Dat is geen toeval, daar heeft God jou geplaatst. Aan de opkomst van het populisme kun je zien dat de Europese elite – en ook de theologie – vergeten is hoe belangrijk geboortegrond, taal, geschiedenis en tradities zijn. Niet alles laat zich reduceren tot economische groei.’
Als God je geroepen heeft op je geboortegrond, mag je dan niet emigreren of vluchten?
‘Ik hoop dat ik de moed krijg om niet te vluchten als het hier in Nederland ooit moeilijk wordt. Veel vluchtelingen komen naar Europa om het financieel beter te krijgen. Ik denk dat ze in veel gevallen hier niet gelukkiger worden dan thuis. Je ziet dat ook bij geadopteerde kinderen. Adoptie is terecht meer omstreden dan vroeger. Vroeger keken we vooral naar de economische omstandigheden: in het Westen heeft zo’n kind het toch veel beter dan in het land van herkomst? Maar welzijn is veel complexer dan alleen materiële voorspoed. Veel geadopteerde kinderen en immigranten komen als ze opgroeien in een identiteitscrisis. Dat komt doordat wij onze Schepper kwijtraken als wij onze plek in de wereld niet meer als de onze aanvaarden.’
Zegt u dit niet óók omdat u het aantal ‘nieuwkomers’ met zorg beziet?
‘Nee, ik ben géén xenofoob. Echt niet. Ik ben opgegroeid in Rotterdam. Ik zat in de klas met 80 procent allochtone kinderen. Daar zaten vriendjes van mij bij. Ik heb niks met Geert Wilders, weinig met Thierry Baudet, en veel met de koers van het CDA onder Sybrand Buma. Ik denk oprecht dat de chaos van de volksverhuizingen die we over onszelf afroepen voor niemand iets oplost. Ik ben wel voor zeer ruimhartige ontwikkelingshulp. In plaats van mensen hierheen te laten komen, moeten we veel meer van onze rijkdom delen dan we nu doen. Maar je kunt beter arm zijn op je eigen geboortegrond dan rijk in een vreemd land. Je bent niet toevallig waar je bent; je hebt daar een roeping. Dat betekent geloven in een Schepper.’ ¦
Willem Maarten Dekker. Uitg. Boekencentrum, Utrecht 2017. 176 blz. € 19,99

