Zonder Reformatie geen atheïsme
Utrecht
Dat zei de Duitse theoloog en historicus Katharina Kunter dinsdag in de eerste ‘protestantse lezing’, waarmee de Protestantse Kerk in Nederland haar stem meer wil laten horen in het publieke domein. Zij schreef een overzichtswerk over vijfhonderd jaar protestantisme, en is getrouwd met een Nederlander.
Onder de titel ‘Een frisse wind door Europa’ schilderde Kunter de vruchten van de kerkelijke hervormingsbeweging uit de zestiende eeuw voor Europa. Zo wilde de Duitse reformator Luther in 1521 op de Rijksdag in Worms de keizer niet volgen, maar vasthouden aan zijn stellingen en geschriften. Volgens de historicus wijzigde daardoor de verhouding tussen kerk en staat ingrijpend. Tot dan toe was de keizer verantwoordelijk voor de vrede in maatschappij en kerk. ‘Vanaf dat moment begon een proces waarin een scheiding van kerk en staat ontstond, waardoor de staat structuren schiep die onafhankelijk van de kerk zouden zijn.’ Dat gold voor rechtspraak, politiek, samenleving en cultuur.
Het ‘nieuwe geloof’ stond ook aan de basis van de democratie, aldus Kunter. Er stond niets tussen de mens en God – geen aflaten, bedevaarten en priesters. Alle leden van een kerkelijke gemeente hadden inspraak wat leidde tot lekensynoden en de figuur van ouderling. ‘Hierop voortbouwend, vooral in het calvinistische protestantisme, kwam in de achttiende eeuw het idee van democratie in de politiek en de grondwetten op, eerst in Engeland en later ook in de Verenigde Staten van Amerika.’
De Reformatie had oog voor de moedertalen. Ieder mens moest immers de Bijbel kunnen lezen in zijn eigen taal. Dat leidde tot scholing, van mannen én van vrouwen. Overal in Europa werden nieuwe universiteiten opgericht. Kunter, met een knipoog naar de onderwijsrevolutie in de jaren zestig: ‘Misschien kan men zelfs zeggen dat de Reformatie de 1968-beweging van de zestiende eeuw was.’
ballast
De Reformatie concentreerde geloof en kerk op het evangelie, alle ballast moest worden weggegooid. Was de Rooms-Katholieke Kerk een ‘ogenkerk’, de protestantse kerk werd een ‘orenkerk’. ‘Het protestantisme werd het onzichtbare, het onopvallende, het gematigde christendom.’ Het werd volgens Kunter belangrijker om eigen verantwoordelijkheid te nemen voor geloof, gemeenschap, kerk en samenleving. ‘Door de vijfhonderd jaar heen leidde dat tot een bijzondere inzet van protestanten voor de samenleving en de politiek.’
Het is ‘de erfenis, kracht en energie’ van de Reformatie, aldus Kunter: ‘Zij verwijderde obstakels, zodat de individuele mens de diepste genade van God weer kon voelen.’ Dat gaf volgens haar vrijheid om de zichtbare kerk te bekritiseren, verantwoordelijkheid te nemen, in vrede met andere religies samen te leven en verscheidenheid te accepteren. <