Theoloog Maarten Wisse: Als God rechtvaardig is, is er een hel

‘In de Bijbel is eeuwig heil minder belangrijk dan veel mensen denken. De gedachte “ik ben een zondaar en heb verlossing nodig, opdat ik eeuwig heil verkrijg” vind je daar niet zo vaak. Althans niet in de zin dat wat je in dit leven doet, niet zou tellen voor het hier en nu, maar alleen voor het eeuwige leven. In het Oude Testament heeft het handelen vaak directe gevolgen voor het leven hier en nu.
In het Nieuwe Testament is er wel een verband tussen het leven nu en het eeuwige leven. Aanvankelijk leefde er een heel sterke verwachting van Jezus’ terugkomst: het leven na dit leven is in het koninkrijk van God, dat aanbreekt als Jezus terugkomt. Gaandeweg stelt Paulus zich de vraag: wat gebeurt er met de mensen die sterven voordat Jezus terugkomt? Die vraag lijkt daarna de belangrijkste te zijn geworden: gaan we straks naar de hemel of naar de hel? Het besef van de nieuwe aarde ontbreekt.’
in de gevangenis
‘Ons perspectief op eeuwig leven is sterk bepaald door een gemankeerde weergave van het evangelie van Johannes. Het gaat terug op het bekende Johannes 3 vers 16: “Wie in de Zoon van God gelooft, heeft eeuwig leven.’’ Dat associëren wij met het leven na dit leven, bij God in de hemel. Maar in hoeverre doelt Johannes op de hemel? Zo’n notie zit snel in ons hoofd. Opmerkelijk bij Johannes is dat het eeuwige leven híér al begint, in dit leven, zodra je met Christus verbonden bent. In Hem heb je het eeuwige leven.
Bij Matteüs gaat het laatste oordeel niet over het geloof, maar over de werken. Ik pleit voor een herwaardering daarvoor. Jezus zegt in zijn rede over de laatste dingen: ik was hongerig en jullie hebben mij gevoed, ik zat in de gevangenis en jullie hebben mij bezocht. Daar wordt verbaasd op gereageerd: dat hebben we helemaal niet gedaan, wanneer dan? Het blijkt een totale verrassing.
Ook bij Johannes zijn er een paar passages die over het laatste oordeel gaan en daar zegt ook hij dat je geoordeeld wordt op grond van je werken. Wat dat zijn, is nog niet zo duidelijk: de liefde tot God en je naaste of het geloof in Christus?’
geliefden terugzien
‘Anders dan in de theologie is in de kerk de hemel nooit weggeweest. De vraag of ik mijn geliefden na dit leven zal terugzien, is voor veel mensen belangrijk. Veel theologen konden daar lange tijd niks mee. Voor hen was er onder invloed van de Verlichting geen hemel meer, en geen ziel, geen verwachting van een echte terugkeer van Christus en daarmee ook geen laatste oordeel. Je ziet de theologische taal daarover in de vorige eeuw steeds vager worden.
Inmiddels is ook het liberale christendom voor veel mensen terug bij een leven na dit leven, maar wel universalistisch, dus voor iedereen. Ik weet uit ervaring dat je in de breedte van de Protestantse Kerk op kansels veel kunt zeggen, maar preek niet te hard over het laatste oordeel. Dat ligt heel gevoelig. Ik denk ook omdat juist in de kerk mensen zitten die door de gedachte van de hel beschadigd zijn. Dan is het snel: een hel is er niet. Of we hopen dat er niemand zit.
In de rechterflank van het christendom bleef het klassieke beeld van het laatste oordeel. Maar ik zie daar vooral bij jongeren een wending naar het gewone leven: hoe geef ik mijn geloof hier en nu handen en voeten? Ze evangelicaliseren zonder dat ze misschien met de evangelische beweging in contact zijn geweest. Ze hebben een relatie met God en denken na hoe ze die vormgeven. In hun eigen traditie kregen ze daar niet altijd antwoord op, bij de evangelicalen wel: lees je bijbeltje, ga op zoek naar de leiding van God, dat soort werk.
In veel vrijgemaakt-, Nederlands- en christelijk-gereformeerde kerken is dat gewone leven al erg geëvangelicaliseerd: daar gaat het steeds minder over het leven na dit leven, veel meer over het leven van christenen nu. Ze zijn klaar met de zonde en willen meer horen over het leven als verloste christenen. Die aandacht voor de concrete heiligheid in het leven van christenen vind ik op zich positief. Dat staat niet ver van de Bijbel af. Tegelijkertijd raakt zo het leven na dit leven wel onderbelicht.’
onvergeeflijk
‘Het schokkende van de Reformatie is toch dat je voor eens en altijd kunt weten dat je gered bent. Bij Augustinus zat er een zware klem op het verloste leven. Het ging hem om concrete gerechtigheid: je bent gered, maar wat je daarna doet, doet er wel toe. Is dat besef weg, dan wordt het geloof in God gemakkelijk. Dan is vergeving er, maar komt deze niet echt in je ziel aan: het staat bij voorbaat vast.
De moderne mens weet inmiddels dat hij niet zomaar vergeving krijgt, ook al pompt hij er allerhande positieve psychologie in. Zo makkelijk gaat dat niet, het uitwissen van schuld. In onze cultuur is schuld eerder onvergeeflijk. Het risico is dat de Jezus die wij belijden daar maar moeilijk bij in de buurt komt omdat Hij toch wel wil vergeven.’
echtscheiding
‘Denk aan de huidige echtscheidingsproblematiek. Voor kinderen is dat heel ernstig. Er raken generaties door ontheemd en onthecht. Daaraan kun je schuldig zijn, zonder dat het terug te draaien valt. Hoe draag je dat? Ontkennen, of zeggen dat de kinderen er toch goed doorheen zijn gekomen, of je ex de schuld geven … Dat geldt breder: iedereen wordt geconfronteerd met schuld, pijn en kwaad. Hoe rijk we ook worden en hoe goed onze gezondheidszorg ook is, daar kan niemand in de wereld omheen.
Luther staat misschien mijlenver van ons af, maar die ervaring van schuld en de behoefte aan vergeving is universeel. Schuld mogen we serieuzer nemen. Voor Luther was vergeving verre van vanzelfsprekend, ik denk dat moderne mensen dat met hem delen. Daarom was het zo’n waanzinnige ontdekking. Het zette zijn leven volledig op zijn kop.
Als we als kerken goed naar de cultuur luisteren, zitten we niet zo ver af van Luthers tijd. Daarbij is het preken van de wet eigenlijk veel moeilijker dan het evangelie. De wet is confrontatie, in de hoop dat iemand de waarde van het evangelie gaat zien. Iemand dan vergeving aanzeggen, voor eens en altijd, dat is zo krachtig, dat is bijna onmogelijk.’
bedreigende realiteit
‘Ik zou nooit zeggen dat ik geloof in het bestaan van de hel. Volgens Luther is geloven je aan Iemand toevertrouwen. Aan een geloof in de hel kun je je niet toevertrouwen. Als er een hel is, is die van een andere orde dan het geloof in God. Ik geloof in een rechtvaardige God, niet in een God die alles automatisch vergeeft, want dan zou ík het oordeel voor God bepalen. Dat komt ons niet toe.
Een van de sterke kanten van Jezus vind ik, dat Hij niet poeslief is. Hij stelt ongerechtigheid aan de kaak en spreekt over de hel, niet als dogma, maar als een confronterende realiteit. En altijd spreekt Hij erover met levende mensen, met het oog op hun heil. Want er zijn vormen van ongerechtigheid die maar om één antwoord vragen: dit laat God niet ongestraft.
Neem het seksueel misbruik van minderjarigen. Je kunt een kind niet gemener kapotmaken dan zo. In die zin geloof ik in de hel, omwille van de gerechtigheid van God. Op mijn betere momenten hoop ik dat er niemand in zit, maar de hel hoort bij mijn geloof in de rechtvaardigheid van God en zijn recht om mensen te straffen.’ <