Er moest veel van Visser ’t Hooft

Hilversum
Over Visser ’t Hooft verschijnt vrijdag een biografie, geschreven door historicus en theoloog Jurjen Zeilstra, protestants predikant in Hilversum: Visser ’t Hooft. Een leven voor de oecumene 1900-1985.
Vanaf de omslag kijkt de hoofdpersoon, een forse man met tanig gelaat, vulpen in de rechterhand, sigaret in de linkerhand, indringend en kritisch de wereld in. Dat hij niet te negeren was, blijkt in de rest van het boek op bijna elke bladzijde. Voor zijn levenswerk, de Wereldraad van Kerken (zie kader), zette Visser ‘t Hooft zijn vrije tijd en zijn gezin opzij, reisde hij de wereld af, en correspondeerde hij met duizenden mensen. In de verschillende archieven trof biograaf Zeilstra vijftigduizend brieven aan.
Vijftigduizend brieven: hebt u die allemaal gelezen?
‘Nee, dat was niet te doen. Er zaten veel brieven bij die alleen maar zakelijk waren. Ik heb me vooral gericht op de brieven die iets over hemzelf vertelden.’
Wat zeggen die brieven over hem?
‘Uit zijn brieven en uit zijn hele optreden blijkt dat hij een charismatisch en appellerend man was. Je kon moeilijk om hem heen. Hij maakte indruk door zijn optreden en wist heel goed hoe hij dingen gedaan moest krijgen. In het debat kon hij fel en uitdagend zijn.
Ik denk dat sommige mensen echt bang voor hem waren. Visser ’t Hooft kon driftig zijn en zijn medewerkers laten voelen dat ze iets niet goed hadden gedaan. In zijn toespraken komt het woord moeten vaak voor. Er moest heel veel van Visser ’t Hooft.
Ik heb velen gesproken die Visser ’t Hooft hebben gekend. Opmerkelijk is dat de meeste tijdgenoten de minder fraaie eigenschappen van Visser ’t Hooft meteen vergoelijkten. Hij was driftig, maar kon ook heel aardig zijn. Hij was kritisch, maar ook enthousiasmerend. Hij was nergens bang voor, maar kon ook verlegen zijn, vooral als het om persoonlijke dingen ging.’
levensvragen
Willem Visser ’t Hooft groeide op in een stabiel, aristocratisch, remonstrants gezin in Haarlem. Zijn grootvader van moeders kant was vrijzinnig-hervormd predikant, die op latere leeftijd zijn ambt neerlegde en de kerk verliet.
Voor kleinzoon Willem Visser ’t Hooft was het een prikkel om antwoorden op de grote levensvragen te vinden. Hij ging theologie studeren en werd actief in de NCSV, de Nederlandse Christen-Studenten Vereniging. Zijn grootvader Lieftinck had God als een idee of een persoonlijke kracht gezien, bij de NCSV was God de levende God die persoonlijk tot de mensen spreekt.
Veel NCSV’ers waren weg van de Zwitserse theoloog Karl Barth, omdat hij het historisch-kritisch bijbelonderzoek en de vragen van de moderne filosofie serieus nam, en tegelijk de Bijbel respecteerde als het woord van God.
Ook Visser ’t Hooft werd aanhanger van Karl Barth.
Een internationale conferentie van christelijke studenten in 1921 in Glasgow, waar Visser ’t Hooft namens de NCSV aanwezig was, werd een keerpunt in zijn leven. Hij kwam diep onder de indruk van sprekers die zeiden dat de ondergang van de wereld alleen nog kon worden voorkomen door het herstel van de spirituele waarden van het christendom.
Het streven naar herstel van christelijke waarden werd een sterke drijfveer in het leven van Visser ’t Hooft. In de jaren twintig en dertig was hij een spin in het web van de internationale jongerenbeweging. Hij was onder meer secretaris van de YMCA, de Young Men’s Christian Association. In die hoedanigheid maakte hij de opkomst van het nationaal-socialisme van nabij mee. In 1933 ontmoette hij Heinrich Himmler, de leider van de SS. Hij vond de verhalen van de nazi’s onsamenhangend, maar het duurde even voor hij inzag hoe gevaarlijk ze waren. In 1938, toen Hitler al vijf jaar aan de macht was, verloor hij zijn laatste beetje vertrouwen in de redelijkheid van het nazisme.
Is dat niet wat laat?
Biograaf Zeilstra: ‘Dat is rijkelijk laat. Visser ‘t Hooft heeft nooit enige sympathie voor het nationaal-socialisme gehad. Maar enig begrip toonde hij wel. Dan zei hij dat er inderdaad wel lastige Joden waren in Duitsland. Hij dacht dat de nazi’s in 1933 wel water bij de wijn zouden doen en dat de stoere praatjes uit Mein Kampf wel zouden verstommen toen er geregeerd moest worden.
Visser ’t Hooft had vele contacten in Duitsland. Die wilde hij niet loslaten. Liever bleef hij in gesprek dan dat hij de banden verbrak. Daarom stelde hij zich zo neutraal mogelijk op. Door stille diplomatie is hij er enkele malen in geslaagd om een gevangene van de nazi’s vrij te krijgen.
Visser ’t Hooft meende dat het nationaal-socialisme niet op zichzelf stond. Net als het communisme was het een verschijningsvorm van het kwaad. Het was het gevolg van het morele verval, dat weer een gevolg was van de afnemende invloed van de kerken en het christelijk geloof, dat zelf de massa’s had verwaarloosd.’
Waarom verdedigde hij na de oorlog de Tsjechische theoloog Josef Hromádka, die met het communistische regime in zijn land samenwerkte?
‘Visser ‘t Hooft dacht meer te bereiken met een gematigde benadering vanuit een onafhankelijke positie, dan met het veroordelen van alles wat fout is. Hij zag de mogelijkheid van een derde weg, die tussen Oost en West een eigen geluid laat horen. Visser ’t Hooft had duidelijke principes. Tegelijk moest hij vele kerken bij elkaar brengen en houden, en daar gebruikte hij al zijn diplomatieke gaven voor.’
Welke principes waren voor hem onopgeefbaar?
‘Hij geloofde dat God zich in Jezus Christus heeft geopenbaard, hoe dat ook werd uitgelegd of opgevat. Dit ankerpunt vond hij onmisbaar. Dat de Wereldraad van Kerken na zijn vertrek in 1966 steeds pluriformer werd, stelde hem teleur, ook al begreep hij later wel dat het eigenlijk onvermijdelijk was.’
De Wereldraad van Kerken, een internationale organisatie van kerken, gericht op de oecumene, werd op 23 augustus 1948 opgericht in Amsterdam. Bij de oprichting werden 147 kerken lid, waaronder de Nederlandse Hervormde Kerk. De Rooms-Katholieke Kerk en de Gereformeerde Kerken traden niet toe. Het dagelijks bestuur van de Wereldraad lag van 1948 tot 1966 in handen van algemeen secretaris Willem Visser ’t Hooft. Sinds 1961 omschrijft de Wereldraad zich in zijn basisformule als ‘een gemeenschap van kerken welke overeenkomstig de Schriften de Heer Jezus Christus als God en Heiland belijden en die daarom tezamen nastreven hun gemeenschappelijke opdracht te vervullen ter ere van één God, Vader, Zoon en Heilige Geest.’ In 2018 zijn 350 kerken uit alle continenten lid.