Fijne, opgewekte Jezuspraat helpt kind niet verder

Utrecht
Elly en Rikkert hebben het een beetje verpest, klinkt het grappend tijdens het opvoeddebat van opinieblad De Nieuwe Koers in de Utrechtse Janskerk. Hun liedje ‘weet je dat je een parel bent’ sluit naadloos aan bij de huidige vertroetelcultuur van opvoeders. Ouders zijn de chauffeurs geworden van hun kroost, dat opgroeit als een achterbankgeneratie. Vaders en moeders poetsen als ware curlingspelers alle obstakels weg die op het pad komen van hun kinderen. Als ze maar gelukkig zijn. Cabaretier TimZingt vangt de paradox treffend in een liedje: ‘Alles heb ik je gegeven, je bent straalverwend. Je gaat nu naar je kamer, en komt pas terug als je gelukkig bent.’ En in de kerk gaat het niet heel anders. Kinderclubs krijgen namen mee als de juweeltjes, goudklompjes, robijntjes, parels en diamanten. De organisatie Jong Protestants, JOP, de Christelijke Hogeschool Ede, de Evangelische Hogeschool, en de Jip-foundation voelen de urgentie: zijn christelijke ouders nog voldoende onderscheidend? Drie lessen uit een debat dat donderdag werd gehouden, over geloofsopvoeding in een tijd waarin het leven leuk moet zijn, de kerk gemarginaliseerd is en gelovige ouders het zelf ook niet meer zo zeker weten.
het leven is niet poezelig, en God evenmin
Er ligt grote druk op de schouders van jongeren, schetste Els van Dijk, directeur van de Evangelische Hogeschool. Studenten zouden vitaler moeten zijn dan wie ook, maar ze voelen zich moe, raken overprikkeld, burn-out. Ouders mogen hun kinderen dan als prinsjes en prinsesjes behandelen, hun werkelijkheid is anders. De huidige jeugdcultuur is bepaald niet poezelig, weet Wim Dekker. Hij is socioloog en lector Jeugd en Gezin aan de Christelijke Hogeschool Ede, en bovenal vader van twee pubers. ‘Hun films en boeken gaan vaak over eenzaamheid, angst, geweld. In games komt continu de strijd tussen goed en kwaad voorbij – daarin klinkt door dat het ertoe doet welke keuze je maakt.’ Dat geluid klinkt nauwelijks meer in de kerk. Geloofsopvoeding is wel poezelig geworden, vindt Dekker. ‘Het is altijd fijn en goed met Jezus. Je wandelt zo het Koninkrijk binnen. God staat te wachten bij de poort, Hij is allang blij dat er iemand komt.’ Met vrolijke en lichte Jezus-praat help je jongeren geen steek verder. ‘Ze zitten wel in de kerk, maar met het besef dat ze nog niet weten of ze wel aan God blijven doen. In mijn tijd was dat anders. Ik zat er met de vraag of God nog wel aan mij zou blijven doen. Er stond nogal wat op het spel.’ Die angst van vroeger heeft hij losgelaten. Toch maakt het uit, of zijn kinderen wel of niet geloven. ‘Ik kan me geen leven zonder God voorstellen, zonder het geloof dat Hij door hoogten en diepten met ons meegaat.’
ouders doen maar wat
Jos de Kock, theoloog aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven, herhaalt het maar weer eens: we doen maar wat, als ouders. En dat kan ook niet anders. Waar Els van Dijk hoopt dat ouders inspirerende voorbeeldfiguren voor hun kinderen zijn, vol hoop, moed en vuur, wil De Kock de druk juist wegnemen bij opvoeders. ‘Geloofsopvoeding is niet; een pakketje waarheden doorgeven. En het geloof voorleven, dat is niet waar te maken.’ Geloofsopvoeding is wat hem betreft dat jij en je kinderen aan dezelfde kant van de streep staan. Ouders en kinderen zijn beiden klein tegenover God, genieten beiden van wat God geeft, hebben beiden vragen over de puinhoop in de wereld. ‘Je hebt zelf ook twijfels, laat dat zien aan je kind.’
Vincenza la Porta van de protestantse jongerenorganisatie JOP benadrukt dat ouders toch echt wat te zeggen hebben. ‘Je hebt een spirituele taal, die kun je aanleren.’ Dat het gros van de ouders maar wat doet, is voor haar juist reden het gesprek tussen ouders op gang te helpen. ‘Durven we elkaar nog aan te spreken? Dat kan ook zonder bemoeierig te worden. Bevraag elkaar: hoe doe jij dat?’ Danielle van de Koot deed godsdienstpedagogisch onderzoek onder christelijke ouders in Amsterdam. Ook zij vindt dat opvoeders verantwoordelijkheid dragen. ‘Samen met je kind leerling zijn in het geloof is mooi, maar doe wel moeite om iets door te geven. Christelijke ouders uit mijn onderzoek realiseren zich dat als zij niet het voortouw nemen, hun kinderen geen kennis maken met het geloof.’
kinderen zijn eigen mensen
Veel christelijke ouders willen hun kinderen wel iets van God meegeven, maar dan niet zoals hun eigen ouders dat deden. Dat is zo moeilijk vol te houden, dat ouders terugvallen op helemaal niets, weet Janneke Burger, hoofdredacteur van opvoedblad Jente. Het vraagt creativiteit om het anders te doen.
De valkuil is dat je je eigen gevoel projecteert op je kind. Bijvoorbeeld als het gaat om welke bijbelverhalen je wilt voorlezen. Wat doe je met die gewelddadige verhalen? Burger weet uit ervaring dat kinderen niet alleen maar lievige verhalen willen horen. ‘Mijn zoon vroeg laatst of we uit Openbaring mochten lezen. Dat ging namelijk over draken.’
En wat te doen met verhalen waar je zelf ook vragen bij hebt? Jos de Kock zegt het maar eerlijk tegen zijn kinderen: hij weet het antwoord zelf ook niet. Een man in de zaal wil weten wanneer de opvoeding is geslaagd. Hij heeft immers de verantwoordelijkheid ‘zijn zoon tot een man te maken’. ‘Kinderen krijg je, die maak je niet’, corrigeert Burger. ‘Je maakt ze dus ook niet tot man. Ik vond het bij mijn eigen kinderen telkens weer een troost dat ik hen bij hun doop weer aan God mocht overgeven.’ <