Zo leven christenen in de sloppenwijken van Islamabad toe naar Kerst: hoopvol

Islamabad
Vol positieve energie snelt dominee Barnabas Younas (44) van de Full Gospel Assembly-kerk met grote passen door de smalle steegjes in een van de grootste christelijke sloppenwijken van de hoofdstad. Hij wil de verslaggever in korte tijd zo veel mogelijk kleine succesjes laten zien. ‘Goedenmiddag, mevrouw’, zwaait hij naar een van zijn gemeenteleden op het dak. ‘Kom, hup, de trappen op’, spoort hij aan.
Boven in de open lucht wordt op een houtvuurtje de avondmaaltijd gekookt: brood en chicken karahi, Pakistaanse kip kerrie. Het gezin telt zes dochters. De ouders werken beiden als wc-schoonmakers, bijna het meest oneerbare beroep waar de meerderheid van de christelijke minderheid toe veroordeeld is. Moeder ging nooit naar school. Ze kan niet eens haar naam schrijven. Of haar echtgenoot onderwijs volgde, weet ze niet. ‘Ik hou van hem zoals hij is’, lacht ze tegen haar dochters. Ze vertelt trots dat haar kinderen allemaal wel naar school gaan. Een van hen heeft het ‘al’ geschopt tot verkoopster in het luxe warenhuis van Islamabad. De nog geen 20.000 Pakistaanse roepie’s (ongeveer 140 euro) die ze per maand verdienen, gaan grotendeels op aan het onderwijs voor de dochters. Ze wil ze een betere toekomst geven, lacht ze opnieuw met haar tandeloze mond.
Meteen staat de dominee alweer beneden. Met goede moed gaat de tocht verder langs het riool, de vele huisvuilbergjes – de vuilnisophaaldienst komt hier niet – en piepkleine eenkamerhuisjes. Hij maakt met passerende kerkgenoten een kort praatje. Voor de kinderen is er een aai over de bol of een ferme klap op de schouders. De dominee informeert of ze naar school gaan. Op ieder kind dat nee-knikt, reageert hij diep teleurgesteld. ‘We moeten economisch vooruit’, spoort hij de slopbewoners aan. Met de verkiezing deze zomer van ex-cricketheld Imran Khan tot premier, die alle minderheden dezelfde rechten belooft, gloort er voor het eerst in jaren weer hoop in de verdrukte christelijke gemeenschap.
weggejaagd
De staatsgreep van de extremistische militaire dictator generaal Zia ul-Haq eind jaren zeventig en de invloed van de radicale religieuze leer uit de Golfstaten werkten jarenlang als katalysatoren om de 1,6 miljoen christenen, die nog geen 2 procent van de bevolking uitmaken, te discrimineren. De aanslagen op 9/11 in New York verslechterden hun positie. Veel Pakistaanse moslims zagen de aanvallen als een buitenlands complot bedoeld om de Isman te beschadigen. Christenen in Pakistan zouden bij deze samenzwering zijn betrokken. ‘Het christendom wordt merkwaardig genoeg hier als een buitenlands geloof beschouwd, omdat de meeste christenen in het westen wonen. Ik houd mijn gemeenschap voor: “We zijn Pakistanen. We zijn hier geboren met dezelfde rechten. We geloven allemaal in dezelfde God. Niemand is minder. We zijn allemaal gelijk”’, zegt de dominee.
Barnabas heeft veel onrecht gezien. Zo was hij onder meer in 2009 in het dorp Gojra waar toen acht christenen, onder wie vier vrouwen en een kind werden vermoord. Tal van huizen van minderheden werden in brand gestoken. Veel gezinnen vluchtten. Er zijn heel wat incidenten bekend waarbij minderheden werden aangevallen, vermoord, weggejaagd. Kerken waren daarbij vaak het doelwit. Bij een bomaanslag op een kerk in Peshawar in 2013 kwamen meer dan honderd gelovigen om.
Maar in de aanloop naar Kerst, het feest van vrede op aarde, wil de dominee niet over deze donkere bladzijde in de Pakistaanse geschiedenis praten. Hij weigert ook vragen te beantwoorden over de vrijlating van Asia Bibi en de omstreden blasfemiewet, die al jaren wordt misbruikt om minderheden het zwijgen op te leggen of ze weg te jagen uit Pakistan. De vrijspraak van Asia als ‘godslasteraar’ draagt wel bij aan het optimisme onder de christelijke gemeenschap. Iedereen die nu blasfemie als wapen van onderdrukking wil gebruiken, is gewaarschuwd. Ondertussen zitten er nog meer dan honderd onschuldige mensen vast. Het land heeft een nieuwe leider die ongelijkheid en corruptie wil verbannen in het Naya, het nieuwe, Pakistan, van Imran Khan. De meeste christenen stemden tijdens de verkiezing op hem. Ze voelen dat er betere tijden onder leiding van Khan zijn aangebroken om uit die achterstandspositie te komen. ‘Maar dan heeft onze gemeenschap wel beter onderwijs nodig. Anders blijven we hangen in de laagstbetaalde baantjes als straatvegers, vuilnisophalers en wcschoonmakers. Ik roep tijdens dit kerstfeest mijn broeders en zusters over de hele wereld op: “Alsjeblieft, help ons!” Want als je als christen nog geen honderd euro per maand verdient, is er simpelweg geen geld voor school. Van de kinderen in de grote gezinnen wordt verwacht dat ze economisch bijdragen. Ze worden de straat op gestuurd om geld te verdienen. Zo komen we nooit uit die armoedespiraal. Draag bij met een beetje geld, schoolspullen en warme kleding’, smeekt de dominee.
het slechtst opgeleid
Van de Pakistaanse overheid, die zelf met 24 miljoen schooluitvallers kampt, het hoogste aantal ter wereld, valt weinig te verwachten. De christelijke gemeenschap heeft financiële hulp voor onderwijs nodig. Uit een van de weinige onderzoeken naar het analfabetisme onder de christelijke gemeenschap in Pakistan blijkt dat zij als minderheid het slechtst in hun land worden opgeleid. Van de 1,6 miljoen christenen maakt nog geen 6 procent het basisonderwijs af, gaat 4 procent naar de middelbare school en schopt uiteindelijk 1 procent het tot de universiteit. Volgens de Pechaan Foundation, die aan de achterstandspositie van minderheden werkt, en dit onderzoek uitvoerde, heeft nog geen half procent van de christenen een beroepsopleiding gedaan. Gelijke rechten betekent ook toegang tot onderwijs en de beter betaalde beroepen.
blijdschap
Met een kopje thee blaast onder een joekel van een kerstboom de dominee even uit op de bank van Cornelius (41) en Roshanna (43) Gil. Hun twee kinderen van elf en negen jaar komen binnenrennen. Ze mogen even spelen en dan moeten ze hun huiswerk maken. In dit gezin draait het allemaal om het onderwijs van deze twee. Als een van de weinigen gaan deze kinderen uit de sloppenwijk naar de beste katholieke school van Islamabad. Die dateert uit de periode toen zendingswerkers en missionarissen nog toegang tot het land hadden. De onderwijzers zijn inmiddels bijna allemaal moslims, net als de leerlingen op deze school. ‘Ik heb drie banen om het schoolgeld van meer dan honderd euro per maand te betalen. Ik sta ’s ochtends om vijf uur op. Ik heb een transportbedrijfje met inmiddels vier mensen in dienst die kinderen tegen betaling naar school brengen. Daarnaast verkoop ik verzekeringspolissen en installeer kabeltelevisie. Mijn vrouw werkt zes dagen per week als verpleegster in een ziekenhuis.’ De kinderen die met een serieus gezicht naar hun vader hebben geluisterd, zeggen hard te leren. Ze willen beiden dokter worden. Hun ouders lachen van blijdschap.
Ondertussen gaat de zon onder. In de sloppen wordt het koud. Kinderen rillen in hun dunne jasjes. Gas is er niet. Cilinders zijn te duur. Als afscheid wil de dominee nog even langs een baby die zojuist is geboren. In een bakstenen huisje met een cementen vloer zonder verwarming liggen moeder en zuigeling dik ingepakt onder een deken. De grootouders, beiden wc-schoonmakers, staan er trots naast. Samen met de familie bidt de dominee voor de toekomst van dit nieuwe wonder. <


