Ambten worden ook bij nieuwe kerkvormen verplicht

Utrecht
De verplichting om minimaal drie ouderlingen en/of diakenen te benoemen is opvallend, omdat het draagvlak daarvoor niet groot is bij nieuwe kerkelijke initiatieven. Uit onderzoek van de Protestantse Kerk zelf blijkt dat twee derde van de leden van nieuwe kerkplekken het niet nodig vindt ouderlingen en diakenen aan te stellen.
Toch krijgt de synode in april het voorstel voorgeschoteld ambten te verplichten bij gemeenten die op eigen benen willen staan. Door de instelling van ambten laat de kerk zien dat ze iets anders is dan een gemiddelde vereniging of stichting, staat in de nota. De opstellers baseren zich daarbij op ‘bijbels-theologische noties’. Daarnaast houden ze rekening met de manier waarop andere kerkgenootschappen naar de ambten kijken. ‘Als we veel afwijken van wat in de oecumene belangrijk is, dan hindert dat de samenwerking’ met andere kerken, stelt de nota.
kerngemeenten
Binnen de Protestantse Kerk zijn de afgelopen jaren zo’n 250 nieuwe vormen van kerk-zijn ontstaan. In de meeste gevallen gaat het om kleinschalige gemeenschappen met mensen die niet snel een traditionele kerk zullen binnenstappen. Deze initiatieven beginnen, veelal zonder ambtsdragers, als missionair project van een kerkelijke gemeente. Een aantal hiervan is eraan toe een zelfstandige gemeente te worden, maar voldoet niet aan het klassieke beeld van een kerkelijke gemeente. Voor deze nieuwe gemeenten introduceert de Protestantse Kerk de term ‘kerngemeenten’. Naar verwachting willen de komende vijf jaar dertig tot zeventig nieuwe kerkplekken zo’n kerngemeente worden.
Diverse kerkinitiatieven hebben behoefte aan duidelijkheid over wat ze wel en niet mogen. Tegelijk is er de Protestantse Kerk veel aan gelegen deze nieuwe vormen van kerk-zijn binnenboord te houden. In de nota staan voorstellen over de manier waarop bestaande kerken en nieuwe vormen van kerk-zijn met elkaar verbonden kunnen worden. Een gewone kerkelijke gemeente worden, is voor deze plekken ‘een schier onbegaanbare weg’, stellen de rapportschrijvers; nieuwe initiatieven zijn daar te klein voor en gedetailleerde regels passen niet bij die gemeenschappen.
Het rapport koerst op een middenweg tussen de kerkelijke regels die in traditionele kerkelijke gemeenten gelden en de vrijheid die nieuwe kerkvormen graag willen: in traditionele kerken moeten minimaal zeven ambtsdragers zijn, voor kerngemeenten geldt een ondergrens van drie; in reguliere kerken moeten minimaal drie bestuurlijke organen zijn (kerkenraad plus twee colleges), in kerngemeenten is een ‘kernraad’ alleen genoeg.
Ook worden in nieuwe gemeenten minder hoge eisen aan de voorganger gesteld. Een gemeentepredikant moet een zesjarige academische studie hebben afgerond, terwijl een voorganger van een kerngemeente minimaal een parttime hbo-studie van twee jaar moet hebben gedaan. Deze hbo-pastors mogen niet in reguliere kerken voorgaan.
doop
Tegelijk moeten de zaken in nieuwe gemeentes wel goed geregeld zijn, staat in de nota. Zo komen in veel nieuwe gemeenten mensen die niet officieel lid zijn. Kerngemeenten doen er goed aan meer werk te maken van het lidmaatschap. Dat komt het gezond functioneren van nieuwe kerkplekken ten goede en biedt duidelijkheid, bijvoorbeeld over de rol die mensen kunnen spelen als er besluiten genomen moeten worden.
Belangrijker nog vinden de rapportschrijvers dat alles rondom de doop op orde is. Veel mensen die hun kind willen laten dopen, zijn niet groot geworden met het christelijk geloof. Daarom is het belangrijk dat er onderwijs wordt gegeven over de doop. Registratie van de doop is ook van belang, omdat het doopbewijs ‘het paspoort van een christen’ is; het vergemakkelijkt de overstap van gelovigen naar een andere kerk.
De schrijvers van de nota zijn scriba van de Protestantse Kerk René de Reuver en Martijn Vellekoop, coördinator missionair werk binnen het kerkverband. De voorstellen die zij doen, zijn het sluitstuk van een jarenlang proces van bezinning, nota’s en gesprekken.
Het conceptrapport wordt in januari en februari op vijf plaatsen in het land besproken en op basis daarvan mogelijk bijgesteld. De synode in april zal er vervolgens besluiten over moeten nemen.
Het plan is om de kerkorde vooralsnog ongewijzigd te laten. Het voorstel is om de nieuwe situatie eerst vijf jaar aan te zien en vervolgens af te wegen of en hoe de kerkorde op dit punt moet worden aangepast. <