Kerk is ‘schatplichtig’ aan Israël

Utrecht
Het staat zo mooi in de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland: de band tussen de kerk en Israël is onopgeefbaar. Maar eigenlijk, concluderen voor- en tegenstanders van het kerkordeartikel, weet niemand precies wat daarmee wordt bedoeld. Een ‘op zand gebouwde visie’ en ‘aaneenschakeling van vaagheden en misverstanden’ vindt de protestantse dominee Jan Offringa, die van het kerkordeartikel af wil. ‘Het is onhelder welke lading Israël moet dekken. Het religieuze jodendom? Het volk Israël?’ ‘We komen niet verder dan vaagheden over de band tussen kerk en Israël’, beaamde dominee Marja van den Beld van het Platform Appèl Kerk en Israël maandag tijdens een bijeenkomst van het platform in Utrecht. ‘Dat kun je betreuren, maar als zo’n term verwarring oproept, moet er wat gebeuren.’ Het voorstel van het Platform Appèl Kerk en Israël is daarom voortaan het begrip ‘schatplichtig’ te gebruiken. ‘Schatplichtig aan Israël, omdat daar de bron ligt van de schat aan verhalen die we overgeleverd kregen.’
hypergevoelig
De discussie over kerk en Israël ligt in een deel van de protestantse kerken hypergevoelig. Kort na de zomer deed een groep liberale theologen, onder leiding van Jan Offringa, het voorstel het kerkordeartikel – inclusief de jaarlijkse Israëlzondag – te schrappen. Dat leidde tot grote verontwaardiging, waarbij grote woorden werden gebruikt. Afschaffing zou antisemitisme in de hand werken, reageerde een aantal prominenten uit de Gereformeerde Bond, een behoudende vleugel binnen de Protestantse Kerk. Offringa zelf is de eerste die beaamt dat er sprake is van ‘verontrustend antisemitime’ en dat dit op alle mogelijke manieren bestreden moet worden. ‘Maar’, voegt hij daaraan toe, ‘voor de bestrijding van antisemitisme hoef je toch niet onopgeefbaar verbonden te zijn?’
Juist om voor eens en altijd een einde te maken aan het idee dat de kerk anti-joods zou zijn, werd de ‘onopgeefbare band met Israël’ in de kerkorde geïntroduceerd. Dat gebeurde in 1991 in de kerkorde van de Gereformeerde Kerken in Nederland – een van de voorlopers van de Protestantse Kerk in Nederland. Maar na de introductie van het kerkordeartikel gebeurde er weinig, concludeert Van den Beld van het platform, dat wil fungeren als luis in de pels van de kerken. ‘Dit kerkordeartikel, deze belijdenis, had vertaald moeten worden in duidelijk beleid, zodat je het terug zou zien in alle activiteiten van de kerk. Dat is helaas maar zeer ten dele gebeurd. Daardoor sloeg de verwarring toe en toen kwamen de vragen: met wie zijn we nou precies verbonden?’ Daarin schuilt een gevaar, waarschuwt ze. ‘Te weinig wordt beseft dat het anti-joodse denken diep in de christelijke theologie zit.’ Zelfs een term ‘Oude Testament’ draagt dat in zich. ‘Dat klinkt als achterhaald, afgedaan. We moeten de strijd tegen antisemitisme niet opgeven.’
klap in het gezicht
Tijdens de bijeenkomst maandag in Utrecht vlogen de grote woorden opnieuw door de zaal. Schrappen van het kerkordeartikel zou een ‘klap in het gezicht van het jodendom’ zijn en ‘een steun in de rug van mensen als Gretta Duisenberg’, vindt theoloog en emeritus hoogleraar Pieter van der Horst, die veel publiceerde over het jodendom. Dat weerhield Offringa er maandag niet van de zaak nog eens op scherp te stellen: ‘Er is grote verwantschap, maar ook een onomkeerbare breuk tussen christendom en jodendom. Wie het eerste graag benadrukt, poetst het tweede graag weg.’ Wat die breuk betreft: de apostel Paulus is er duidelijk over dat navolgers van Jezus de Tora niet meer hoeven te volgen. Dat betekent geen sabbat en besnijdenis, geen reinheids- en spijswetten. ‘God heeft niet meer iets speciaals met het volk Israël. In Gods ogen is iedereen even belangrijk. Geen aparte plek in onze kerk voor Israël dus.’
Marja van den Beld vindt dat Offringa met zijn uitspraken (‘verwantschap én een breuk’) nieuwe verwarring zaait. ‘Wat wil hij nou eigenlijk? Dit klinkt als een theologische brexit: er wel uit willen stappen, maar er toch in willen blijven.’
pijnlijk geraakt
Marcus van Loopik, wetenschappelijk publicist op het gebied van het jodendom en zelf jood, zegt ‘pijnlijk geraakt’ te zijn door het pleidooi van Offringa om Israël uit de kerkorde te schrappen. ‘Een vreemd signaal in een tijd van groeiend antisemitisme’, vindt hij. ‘Wie dat schrapt, wekt willens en wetens de indruk de verbondenheid met een heel land en volk op te geven. Geen beschaafd mens doet dat.’
Steeds weer stellen christelijke theologen volgens Van Loopik het bestaansrecht van Israël ter discussie. Christenen zien hun religie als een verbeterde versie van het jodendom. Dat gaat gepaard met gevoelens van superioriteit. Kerkhervormer Maarten Luther gaf daar al blijk van. Die gevoelens bestaan volgens Van Loopik nog steeds en lijken zelfs actueler dan ooit. Zo zou de Wereldraad van Kerken zich schuldig maken aan ‘smaad en laster’ door te suggereren dat Israël verantwoordelijk is voor alle ellende in het Midden-Oosten. ‘Het spook van het joodse vraagstuk blijft maar spelen’, verzuchtte Van Loopik. <