Schaamte en trots bij 75 jaar Vrijmaking
75 jaar na de Vrijmaking is het tijd om kritisch terug te kijken, klonk donderdag op een symposium in Kampen. ‘Gereformeerden zijn één, omdat ze het eens zijn. Hoe wordt daar nu over gedacht?’
Kampen
‘Ik zou nu kunnen gaan zitten en dan was er al iets bijzonders gebeurd’, begint Theo van Staalduine zijn lezing op het symposium over 75 jaar Vrijmaking. Dat hij als lid van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) hier een lezing komt geven, was vijftien jaar geleden ondenkbaar geweest, zegt hij. De vrijgemaakten zijn immers ontstaan uit de kerken die later ‘synodaal’ genoemd werden. En die horen nu bij de PKN.
Voordat Van Staalduine ging zitten, hield hij toch maar zijn lezing, voor een goed gevulde Sint Annakapel, schuin tegenover de Theologische Universiteit in Kampen. De vrijgemaakt-gereformeerde kerkhistoricus Erik de Boer had eerder al aangemoedigd om van dit symposium geen ‘herdenking’ te maken van de Vrijmaking als het ‘werk Gods’, maar er ook kritisch te kijken naar wat er gebeurde in 1944. Dat kritisch kijken is de ‘synodalen’ de afgelopen decennia goed afgegaan, vertelt Van Staalduine. ‘Zij hebben die scheur nooit gewild en zochten naar manieren om die te helen.’ Ze hebben in 1967 schuld beleden voor hun aandeel in wat zij de broedertwist noemden.
Op vier momenten in de geschiedenis hebben zij de hand uitgestoken naar de vrijgemaakten, in de hoop op verzoening. Die schuldbelijdenis van de synodalen zou de vrijgemaakten er op zijn minst toe moeten zetten na te gaan of er aan hun kant ook ‘onheilig vuur op het altaar was’. ‘Uitspreken dat bepaalde keuzes van het voorgeslacht niet de onze zouden zijn, kan heilzaam zijn’, aldus Van Staalduine.
eens zijn
‘Vrijgemaakten hoeven niet bang te zijn dat verzoening hun eigen kerk overbodig zou maken.’ Eenwording met de Protestantse Kerk ziet hij niet als optie. In die grote kerk (de PKN telt bijna 2 miljoen leden) zouden de vrijgemaakten (samen met de Nederlands-gereformeerden zo’n 150.000 leden) verdrinken, voegde Van Staalduine daar later aan toe.
Van Staalduine legde uit dat een belangrijke oorzaak van de kerkscheuring in 1944 was dat gereformeerden er veel waarde aan hechten dat ze het met elkaar eens zijn over de leer. ‘Gereformeerden zijn één, omdat ze het eens zijn.’ Hoe wordt daar nu over gedacht, vroeg hij. Een spannende en uiterst actuele vraag. Het wordt niet genoemd tijdens het symposium, maar juist dat is nu een brandende kwestie onder vrijgemaakten: kunnen mensen samen één kerk vormen als ze het onderling niet eens zijn over de vraag of vrouwen diaken, ouderling en dominee mogen worden?
Na de lunch ging het symposium theologisch de diepte in. De kwesties waar het in 1944 om te doen was, worden nog eens tegen het licht gehouden. Wat was het heikele punt? Belangrijk was de vraag wat er gebeurt als een kind gedoopt wordt. Betekent dat: redding gegarandeerd, want God zegt dat het kind van Hem is? Als je eenmaal gedoopt bent, kan je daarna niets meer gebeuren? Zo is het door vrijgemaakten niet bedoeld, maar zo werd het door anderen wel gezien. ‘Verbondsautomatisme’, werd hun verweten. Moet je dan nog in je binnenste graven om bevestigd te krijgen dat je wedergeboren bent, en dat je doop bij nader inzien geen vergissing was? Dat spitten in jezelf is niet nodig, vonden de vrijgemaakten, je mag je vastklampen aan Gods beloften.
De vrijgemaakt-gereformeerde docent systematische theologie Dolf te Velde vergelijkt de belofte die God doet bij de doop met het ja-woord bij een huwelijk. ‘De doop is geen garantie. Maar met dat ja-woord gaat er wel iets gebeuren.’ Hij ziet in de kerken iets veranderen als het gaat om het vertrouwen op de belofte van God. ‘We willen graag iets zien en ervaren van wat God belooft. Dat kan snel worden tot: het is pas echt waar als ik het zelf zie. Dan loop je vast. Het gaat erom je toe te vertrouwen aan God en met vrees en beven de weg van het geloof te gaan.’
trots op beton
In een verfrissend beeldende slotrede vergelijkt de Amsterdamse dominee Marinus de Jong de geschiedenis van de vrijgemaakte kerk met die van de wijk waarin hij zelf woont: de Bijlmer. ‘De architect van de Bijlmerflats, Siegfried Nassuth, was een rationalist die op basis van argumenten ontwierp. Zo kreeg hij eens de vraag waarom de flats van de Bijlmer allemaal dezelfde maat hadden. “Er was maar één goede maat”, was zijn antwoord.’ De Bijlmer werd gebouwd met beton en staal, met hoge idealen. Te hoog, want de wijk werd een getto. Er was veel kritiek op de wijk, maar er is veel veranderd. De Bijlmer is nu een hippe wijk, waar de huizenprijzen stijgen en waar de bewoners trots op zijn. De Jong: ‘Ik word er een beetje moe van lid te zijn van een kerk die zich collectief lijkt te schamen voor het verleden. Laten we een beetje meer zijn als de Bijlmer, laten we leren trots te zijn op beton.’ <