Wanhoop je over het klimaat? Zing ook dan een loflied

Klimaatactivisten blokkeerden afgelopen zaterdag de snelweg A12 in Den Haag. Hoe kritisch je ook zou kunnen zijn op een dergelijke actie, ik hoor daarin een noodkreet. Wanhoop klinkt erin door: er moet wat gebeuren om onze toekomst te redden! En tegelijk proef je woede omdat de overheid er te weinig aan doet.
Ik hoor zo in deze actie iets van de toon van de Psalmen, waarin heel vaak een klacht omhoog klinkt, boosheid over het onrecht in de wereld, en een roep om Gods hulp en ingrijpen. Dat deze geluiden zijn opgenomen in de Bijbel, laat zien dat God daar alle ruimte voor geeft. In de Psalmen is het daarbij wel steeds God die wordt aangeroepen. Zoiets is ook te zien bij christelijke klimaatactivisten die meededen aan de snelwegblokkade en hun actie met gebed en een actiemaal omringden. Wat je daar verder ook van vindt, de toon van wanhoop, woede en noodkreet klinkt toch wezenlijk anders als hij opklinkt tot God. De noodkreet staat in de Psalmen zelfs in het kader van het loflied.
elke dag prijzen
In de Psalmen klinkt immers ook: ‘Elke dag opnieuw wil ik U prijzen’ (Psalm 145 vers 2). Jazeker, de klacht en de smeekbede hebben een heel centrale plek in de Psalmen. Daar is vaak alle reden toe. Toch wordt het prijzen van God hier gezien als iets voor elke dag opnieuw, als een basistoon in het leven van de gelovige. Niet voor niets eindigt het Psalmboek met vijf lofliederen, die steeds beginnen en eindigen met ‘Halleluja!’ (Psalm 146-150): dat is de toon waar de gebeden en liederen die in de Psalmen een plek hebben op uitlopen.
Maar hoe kun je God prijzen als je de wanhoop nabij bent? Door te snel ‘halleluja’ te zeggen, kun je gemakkelijk aan diepe problemen voorbijgaan. Hebben activisten geen gelijk dat er echt iets moet gebeuren? Dit zijn terechte vragen. Toch is het goed om God te prijzen, juist ook in de nood. Een aantal dingen helpen mij hierbij verder.
Allereerst reiken de Psalmen zelf allerlei redenen aan om God te prijzen. Daarbij valt op dat de focus niet ligt op de situatie en omstandigheden waarin je als mens verkeert, maar op God zelf. Zo bezingt Psalm 145 Gods koningschap, zijn grootheid en goedheid. De Psalm leert mij zo om boven elke situatie uit op te zien naar God, naar wie Hij is en hoe Hij altijd het loven waard is.
klagen en halleluja
Daarnaast is God prijzen niet hetzelfde als alleen maar ‘halleluja’ roepen. Juist ook in de klacht die op God gericht is, in de roep omhoog uit de diepte, wordt God geprezen. Wie zo in de nood roept tot God erkent immers dat alleen God uitkomst kan geven, en maakt God op die manier groot. Klagen en ‘halleluja’ liggen vaak dicht bij elkaar. Bovendien gaat het bij het prijzen van God niet alleen om zingen, al hoort dat er uitdrukkelijk bij. God prijzen is een levenshouding en een levensdoel. Ook in werk en vrije tijd kan ik God prijzen, of in het zoeken naar vrede en recht, door Hem daarmee de eer te geven.
Ten slotte is God prijzen iets wat je samen doet. In de Psalmen klinkt immers vaak de oproep aan elkaar om God te loven. Dat heeft iets heel moois. Als ik het zelf heel moeilijk vind om God te loven, kan ik gesterkt worden door hoe anderen God prijzen. God belooft dat het loflied zo nooit zal ophouden en uiteindelijk het laatste woord heeft. God is immers groter dan welke crisis en welk onrecht dan ook. ‘Hij kan en zal en wil in nood, zelfs bij het naderen van de dood, volkomen uitkomst geven.’ Dat is reden om je te voegen in het wereldwijde koor en met de psalmist mee te zeggen: ‘Elke dag opnieuw wil ik U prijzen.’ Een christelijke noodkreet mag gepaard gaan met het prijzen van God. Anders gezegd: is het prijzen van God, het zingen van Gods lof, niet de christelijke protestactie bij uitstek?
Kasper de Graaf is promovendus Oude Testament aan de Theologische Universiteit Kampen |Utrecht. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen|Utrecht.
Een christelijke noodkreet mag gepaard gaan met het prijzen van God, schrijft Kasper de Graaf. - beeld Kasper de Graaf


