Dominee Jan Noltes: ‘Om twee vrouwen rouw ik nu: mijn vrouw en mijn moeder’
Negen jaar was hij toen hij zijn moeder verloor, door een ongelukje tijdens het huishouden. Thuis, op school en in de kerk werd daarover gezwegen. Later, als dominee, gaf Jan Noltes (94) anderen de pastorale zorg die hij zelf nooit heeft gehad.

De 94-jarige dominee Jan Noltes schreef een boekje over ontmoetingen in zijn pastorale werk.
(beeld Dick Vos)Dat hij op zijn 94e nog eens zou debuteren als schrijver, had hij zelf nooit kunnen denken. Aan het donkerbruine bureau voor het raam van zijn serviceappartement in Ermelo tekende dominee Jan Noltes afgelopen jaren pastorale herinneringen op - een neef en nicht hielpen hem uit de brand bij computerproblemen. Gisteren nog ging het mis toen hij wat dingen had ingetypt ter voorbereiding op dit gesprek. ‘Opeens was alles weg.’ Daarom heeft hij op een briefje wat aantekeningen gekrabbeld - hij ziet er zelf de humor wel van in. ‘Niks te klagen op mijn leeftijd.’
De koffie serveert hij zelf. De kopjes wankelen vervaarlijk als hij het dienblad boven op zijn nieuwe boekje parkeert. ‘Zag je dat?’, lacht hij. ‘Waren we bijna verder van huis.’
Op een tafeltje staat een foto van zijn vrouw. In juli wordt het zestien jaar geleden dat ze overleden is. Ze had de ziekte van Alzheimer en is maar 74 geworden. ‘Toen ze 69 was, begon het al een beetje. De laatste paar jaar moest ze verzorgd worden. Dat heb ik gelukkig grotendeels zelf kunnen doen. Tot de laatste drie maanden, toen ging het niet meer.’
Ze kregen geen kinderen, maar hij heeft er steeds op vertrouwd dat God mensen om hem heen zou geven als hij alleen zou overblijven. ‘En dat vertrouwen is niet beschaamd.’
lyceum
Als oudste zoon van een boerengezin in Wierden lag het in de lijn dat hij, net als zijn vader en grootvader, boer zou worden. ‘Boerenkinderen gingen in die tijd eigenlijk nooit naar de ulo of het lyceum.’ Jan was de uitzondering op de regel. Hij wilde graag doorleren en ging naar de ulo in Almelo, tot een kandidaat-predikant in het dorp zijn rapportcijfers zag en zei: ‘Die jongen moet je naar het lyceum sturen!’
Hij behaalde daar zijn gymnasiumdiploma en ging in Utrecht theologie studeren. Het verlangen predikant te worden groeide langzaam. ‘Ja, waar komt zo’n verlangen vandaan?’, vraagt hij zich hardop af. ‘De opdracht van Jezus aan de apostelen was: ‘Ga heen en verkondig het evangelie.’ Dat is ook mijn levensparool geweest. Als ik de blijde boodschap mocht verkondigen, kwamen alle andere dingen op de tweede plaats te staan.’
Uit de pastorale herinneringen die dominee Noltes heeft opgetekend, rijst het beeld op van een predikant die zijn werk grondig deed. ‘Wat inhoud en diepgang van het gesprek betreft, neemt hij geen genoegen met een zesje’, constateert Piet Vergunst, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond, in het voorwoord.
Maar die uitspraak is voor rekening van Vergunst, vindt Noltes. ‘Ik zou mezelf nooit een cijfer durven te geven. Daarvoor zie ik veel te veel tekortkomingen in mijn werk de jaren door. Bovendien: het is de Here die mij de gezondheid en het verstand gaf om mijn werk te doen.’
‘We mogen God op zijn Woord geloven’
Hij leidde begrafenissen van kinderen, zat aan ziekbedden en zag hoe mensen - vooral bij een verlies op jonge leeftijd - worstelden met waarom-vragen. ‘Pastoraat heb ik altijd mooi gevonden, vooral in crisissituaties. Als mensen ernstig ziek waren, of rond een overlijden. Dat vond ik de mooiste momenten, dan hebben de mensen je het meeste nodig.’
Meer dan eens moest hij, met lood in zijn schoenen, mensen vertellen dat een geliefde verongelukt was. Nu is dat een taak van de politie, maar destijds schakelden agenten daarvoor een predikant in - in de burgerlijke stand stond toen nog bij welke kerk iemand hoorde. ‘Zo heb ik verscheidene keren bij mensen voor de deur gestaan. Het was het moeilijkste wat ik heb gedaan. Maar ik heb wel ondervonden dat je dan altijd woorden krijgt om je boodschap over te brengen.’
In de loop der jaren kwam Noltes nogal eens bij mensen die tobden met de zekerheid van het geloof: zou er voor mij wel genade zijn? ‘Sommigen meenden dat de zaligheid maar voor enkelen was weggelegd en zouden zij wel uitverkoren zijn? Anderen zeiden: mijn geloof is veel te klein, ik twijfel te vaak. Of: mijn zonde is te groot om vergeven te worden. Gemeenteleden keerden het evangelie vaak om: eerst moest je dít en dát en dát doormaken voordat het evangelie ook echt voor jou kon zijn.
Dat is een onderschatting van het Woord. God richt zich tot ons zonder voorwaarden vooraf te stellen. We mogen God op zijn Woord geloven. Hij is betrouwbaar: Hij meent wat Hij zegt en vervult wat Hij belooft.’
In het pastoraat heeft hij geprobeerd zo dichtbij mogelijk bij mensen te komen. ‘Door me zo veel mogelijk in te leven en door vooral te luisteren. Vooral als je onder droevige omstandigheden bij iemand komt, moet je luisteren, luisteren en nog eens luisteren. Het verschilt van geval tot geval, maar diepbedroefde mensen zitten in de regel niet te wachten op lange verhalen.
Dan zei ik: ‘Ik weet ook niet wat ik zeggen moet, maar laten we de Bijbel opendoen.’ Ik herinner me uit de tijd in Slikkerveer dat plotseling een man van halverwege de dertig overleed, een vader van twee jonge kinderen. Ik stond met zijn vrouw bij het bed waar hij opgebaard lag en vond geen woorden om te troosten. Toen zei ik: laten we neerknielen om God te vragen of Hij je wil helpen.’
Zelf hebt u ook verdrietige dingen meegemaakt.
‘Ik was negen jaar toen mijn moeder overleed - onverwachts, door een val tijdens het huishoudelijk werk. Als kind begrijp je niet hoe erg dat is. Later tijdens mijn studie en mijn werkzame leven hield het mij ook niet zo bezig. Nu zie ik dat het verlies van mijn moeder een heel grote rol in mijn leven heeft gespeeld. Het zou best kunnen dat daar het zaadje is geplant voor mijn latere verlangen het evangelie te verkondigen.’
Was er aandacht voor uw verdriet?
‘Helemaal niet, nee. Er werd niet meer over gepraat. Zo ging dat. De mensen aanvaardden het zoals het was en het verdriet probeerden ze zelf te verwerken. Aan de kleding was wel te zien dat iemand een dierbare verloren had, want die ging ‘in de rouw’. Daar waren ongeschreven regels voor. Je droeg in het begin zwarte kleding; na een bepaalde periode mocht dat worden vervangen door donkergrijs.
De rouwtijd voor ons als kinderen was ruim een jaar, voor vader twee jaar. De eerste drie maanden betekende dat zelfs dat hij in jacquet en met hoge hoed naar de kerk ging. Wacht, ik zal je een foto laten zien.’ Dominee Noltes staat op, loopt naar zijn bureau en komt terug met een oude schoolfoto. Hij wijst naar de 86 jaar jongere versie van zichzelf, een jongetje op de voorste rij in lichte kleding, nog voor de plotselinge dood van zijn moeder. ‘Kijk, deze en die waren zussen. Die waren in het donker, dus die waren in de rouw.’
In de klas werd niet over het verlies van ouders gesproken?
‘Nee, ik kan me niet herinneren dat er aandacht aan is besteed. Voor een kind gaat het leven gewoon door. Thuis werd er ook over gezwegen. Wel herinnerde vader ons als kinderen steeds aan de verjaar- en sterfdag van moeder. Al werd er niet over haar gepraat, ze was niet vergeten. In de kerk is wel een keer voor ons gezin gebeden. En de dominee zal best nog een keer geweest zijn, dat herinner ik mij niet meer.’
Lees verder onder de foto.
De 94-jarige dominee Jan Noltes schreef een boekje over ontmoetingen in zijn pastorale werk. - beeld Dick Vos
Hoe kijkt u daar nu op terug?
‘De laatste jaren ben ik heel veel bezig met het overlijden van mijn moeder. Er zijn boekjes over uitgesteld verdriet, zoals ze dat noemen. Dat merk ik ook sterk nu ik oud ben geworden. Ik heb weleens gezegd: ik rouw tegenwoordig om twee vrouwen: om mijn eigen vrouw en om mijn moeder.’
Zonder dat u het wist, heeft het verlies van uw moeder uw leven gestempeld?
‘Ik denk wel dat het veel impact in mijn leven heeft gehad, maar meer onbewust. Hoe precies, daar is moeilijk woorden aan te geven. Onbewust is onbewust. Maar het is altijd op de een of andere manier met me meegegaan. Niet dat ik er dagelijks aan dacht hoor. Maar … ik weet nog wel dat toen Diedi en ik trouwden, ik dacht aan Izak die met Rebekka trouwde. ‘Zo vond Izak troost na de dood van zijn moeder’, staat in de Herziene Statenvertaling. Zo’n gevoel had ik toen ook.’
Hoewel hij zich bewoog in een vrij traditionele hervormde wereld, schrikt Noltes niet zo snel van veranderingen in de kerk. Angst voor verandering kan goede ontwikkelingen in de weg staan, ontdekte hij al vroeg. In de tijd dat hij dominee was in Ridderkerk-Slikkerveer kwamen daar veel mensen uit Rotterdam-Zuid wonen. Die waren gewend gezangen te zingen, terwijl dat in zijn wijkkerk niet gebeurde. ‘Toen heb ik voorgesteld onder onze verantwoordelijkheid diensten in een school te beleggen en de liturgie vrij te laten.
Daaruit groeide een nieuwe wijkgemeente met een eigen predikantsplaats. Dat was in de kerkenraad in het begin een moeilijk punt. Er gingen dingen veranderen, dat kon toch eigenlijk niet.
Ik heb altijd in Gereformeerde Bondsgemeenten gestaan, behalve in Utrecht. Daar was ik predikant van de gewone toenmalige wijkgemeente Nieuwe Kerk/Willem de Zwijgerkerk, met daarbij de opdracht ook pastoraat te verlenen aan gemeenteleden elders in de stad die een beroep op mij deden. In die zeer gemêleerde context heb ik mij heel goed thuis gevoeld. Ik kon er preken zoals ik meende dat het moest; ik kon mijn eigen liturgie aanhouden en voor een bezoek was ik eigenlijk bij iedereen welkom.
Toen ik er kwam, zat er al een aantal vrouwen in de kerkenraad. Daarbij was, net als bij mijn voorganger dominee Noordegraaf, de afspraak: je moet ze wel als ambtsdrager accepteren, maar ze zullen in jouw diensten niet als ambtsdrager fungeren. En eerlijk is eerlijk: de dames verzetten meer werk in de wijk dan veel van de heren.’
Daar in Utrecht heeft hij een ruimere blik op de kerk gekregen, vertelt hij. ‘Daar heb ik gemerkt dat kerkgrenzen en verschillen over opvattingen over bepaalde dingen - liturgie en zo - maar heel betrekkelijk zijn. Het gaat om de kern van het evangelie, die ik graag samenvat met de woorden uit 1 Johannes 4: ‘Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem.’’
bij de les blijven
In zijn boekje hamert hij op het belang van dagelijks bijbellezen. Drukte, vermoeidheid, geen zin - het bijbellezen kan er snel bij inschieten. ‘Maar het is wel nodig om bij de les te blijven’, legt hij uit. ‘Het geloofsleven moet net als alle leven gevoed worden. Daarvoor hebben we de Schrift gekregen. Jezus zelf zegt: ik ben het Brood des Levens. Zonder dat brood is er geen geestelijke voeding. Als de Bijbel op tafel komt, dan - en dat beseffen we niet altijd - spreekt God ons aan.
Hij kijkt naar ons om. Omzien, zo heet mijn boekje. Die titel heeft een dubbele lading: ik kijk om en vertel wat, maar de kern is dat God naar óns omziet.’
Verder breekt hij een lans voor hardop bidden. ‘Vroeger gebeurde dat in veel gezinnen niet. Dan was er even stilte of werd voor het eten het Onzevader gebeden en na het eten een formuliergebed. Een ‘vrij’ gebed kwam vroeger onder mijn gemeenteleden heel weinig voor. Men durfde dat niet goed. Ik pleit ervoor ook kinderen te laten meedoen, zo gauw dat kan.
Ik heb een hulp die twee kinderen heeft. Die heeft mijn boekje gelezen en zei pas: ‘Wij zijn er ook mee begonnen met de kinderen.’ Zelf ben ik de laatste jaren gewend elke dag een psalm te lezen. Dat geeft mij vaak stof om te bidden: door wat ik lees, word ik vaak beschaamd. Wat een geloofsvertrouwen hadden de psalmdichters!
En met welk een geweldige gedrevenheid prijzen ze God. Dat brengt tot verootmoediging: wat is mijn geloof dan vaak lauw en flauw. Tegelijk brengt het tot danken: dat God ondanks alles toch getrouw is gebleven en naar zijn belofte ook zal blijven.’
Iedereen die in de gemeente met het evangelie bezig is, hoopt daarvan vruchten te zien, schrijft u. Hoe hebt u dat ervaren?
‘Soms wordt die hoop vervuld, heel vaak ook niet. Het bemoedigt niet als je geen vruchten ziet. Je wilt graag als je gepreekt hebt, dat de gemeente reageert, maar je hoort vaak niks. En toch: soms hoor je veel later dat de prediking van het Woord tot zegen is geweest. Ooit preekte ik in Hendrik-Ido-Ambacht. Jaren later kwam ik hier een ouderling tegen die toen in de kerk zat. Hij vertelde dat hij erg getroffen was door de tekst, en dat dat bijbelgedeelte hem sindsdien vergezelde. Die verhalen hoor je vaak niet, maar dat bemoedigt wel. Wij moeten zaaien. God geeft de wasdom.’
Als dominee bemoedigde u anderen, maar wie zorgde er voor de dominee?
‘Als dienstdoend predikant heb ik nooit huisbezoek gehad. Wel is er een keer een ouderling geweest toen ik ziek was. Een heel bescheiden man, die zei: ‘Ik zou wel met u willen bidden, maar u kunt het zelf ook wel.’ Hij dacht waarschijnlijk dat ik het beter kon.
Er is een Duitse uitdrukking: ‘Kan ook een dominee zalig worden?’ Ja, dat kan, maar niet omdat hij dominee was en als dominee deed, maar alleen - net als elk mens - door het geloof in Gods genade in Jezus Christus. Zo leef ik. En zo hoop ik te sterven.’ ◀
Jan Noltes
Jan Noltes wordt geboren op 22 oktober 1927 in Wierden, als oudste van drie kinderen. Na het overlijden van zijn moeder hertrouwt zijn vader met een weduwe die twee kinderen heeft. Uit dat tweede huwelijk worden nog twee zoons geboren. De jongste woont nu in Harderwijk en is met zijn vrouw Noltes’ trouwe mantelzorger.
Na de lagere school volgt hij in Almelo de ulo, het lyceum en gymnasium. Daarna studeert hij theologie in Utrecht. In 1953 wordt hij hervormd predikant in Emst. In 1957 trouwt hij met Diedi de Looze (1932-2006). De jaren daarna is hij verbonden aan de Hervormde Gemeenten in Ridderkerk-Slikkerveer (1958) en Oldebroek (1971). In 1974 wordt hij eervol ontheven uit het ambt van predikant om in Elburg leraar godsdienst te worden. Maar het predikantschap blijft trekken; van 1979 tot zijn emeritaat in 1990 is hij predikant van de Hervormde Gemeente in Utrecht. Na zijn pensioen werkt hij nog vijf jaar als pastor in een Utrechts bejaardenhuis.
De afgelopen jaren zette hij herinneringen aan zijn tijd als predikant op papier. Een aantal van die bijdragen verschenen in De Waarheidsvriend, het blad van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk. Dat resulteerde in het boekje Omzien. Ontmoetingen die je doen stilstaan en verwonderen (uitg. Groen, Heerenveen 2021, 136 blz., € 12,99).