Wat weegt wel of niet mee bij het vertalen van het Nieuwe Testament? Dat is geen uitgemaakte zaak

De Herziene Statenvertaling (HSV) bestond recent tien jaar. De vertaling ontstond vanwege onvrede met de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV, 2004) en een groeiende kloof met het taalkleed van de Statenvertaling. Woorden waren verouderd, naamvallen werden niet begrepen en bepaalde zinsconstructies leken vrijwel onleesbaar geworden. Er moest dus een herziening komen met de principes van de Statenvertalers.
De HSV riep in de begintijd soms heftige reacties op, maar geleidelijk aan heeft deze vertaling zijn weg gevonden in kerken en gezinnen. De combinatie van een klassieker taal- en gevoelskleed en modern taalgebruik is aansprekend. Het is mooi om te zien dat door deze combinatie de HSV dienstbaar mag zijn voor velen.
De HSV nam in navolging van de Statenvertaling voor het Nieuwe Testament zijn uitgangspunt in de zogenaamde Textus Receptus (TR). Dit teksttype is gebaseerd op het werk van Desiderius Erasmus in de zestiende eeuw. Erasmus heeft op basis van enkele hem bekende manuscripten geprobeerd een standaardtekst vast te stellen. Naderhand is deze tekst enkele keren bijgewerkt en uiteindelijk is hij in de zeventiende eeuw vastgesteld. De Textus Receptus is de basis geweest voor veel klassieke vertalingen, zoals de Lutherbibel, de King James Version en dus ook de Statenvertaling.
De keuze voor de Textus Receptus als basis voor de HSV is begrijpelijk, omdat deze vertaling een herziening wil bieden voor de Statenvertaling. Toch betreur ik deze keuze om verschillende redenen. In de tijd van de Statenvertaling was er geen andere standaardtekst voor handen, maar ze was toen al verre van perfect. Historisch onderzoek toont aan dat Erasmus en anderen de tekst op verschillende plaatsen wijzigden en uitbreidden, ook al was de onderbouwing daarvan zwak. Het bekendste voorbeeld hiervan is de zogenaamde Comma Johanneum (1 Johannes 5: 7-8): Erasmus liet deze tekst eerst weg vanwege het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing, maar onder druk plaatste hij later deze tekstverzen toch in de Textus Receptus. Het is dus twijfelachtig als Erasmus’ tekst als enige basis voor de vertaling van het Nieuwe Testament wordt genomen.
Het onderzoek naar de tekst van het Nieuwe Testament heeft sindsdien niet stilgestaan. Oudere manuscripten zijn gevonden, bijvoorbeeld in Oxyrynchus (Egypte). Deze manuscripten laten zien dat bepaalde keuzes van de Textus Receptus niet kloppen. Intussen gaat de kritische discussie door. Dat bleek deze week ook weer. Tekstcriticus Elijah Hixson, verbonden aan het evangelicale Tyndale House in Cambridge (VK), deed onlangs uit de doeken dat een belangrijk oud manuscript waarschijnlijk een vervalsing is. Papyrus 50, die de tekst van Handelingen 8:26-32 en 10:26-31 bevat en in de derde of
vierde eeuw na Christus gedateerd wordt, vertoont tekenen van bewuste manipulatie. Als Hixsons beweringen waar zijn, is dit papyrus onbruikbaar bij het vaststellen van de tekst van het Nieuwe Testament. Deze onderzoeksresultaten tonen dat het verkrijgen van een standaardtekst van het Nieuwe Testament anno 2021 nog altijd doorgaat.
Helaas beschikken wij niet meer over de oorspronkelijke tekst van het Nieuwe Testament. Wij hebben alleen afschriften die op allerlei plaatsen van elkaar verschillen. De laatste eeuwen is er echter veel vooruitgang geboekt op tekstkritisch gebied. Het is vreemd deze resultaten te negeren of terzijde te stellen en de Textus Receptus uit de zestiende eeuw als basis te nemen voor een vertaling. Het opvallende is dat alle vertalingen van het Oude Testament het recente tekstkritische onderzoek er wel veel meer bij betrekken. Waarom is het voor de vertaling van het Oude Testament wel mogelijk om de tekstkritische resultaten mee te laten wegen en voor de vertaling van het Nieuwe Testament niet?
Vorig jaar werd in een vraaggesprek de verwachting geuit dat in 2050 een nieuwe Bijbelvertaling in de schappen staat die verder gaat dan de HSV. Ik hoop dat deze Bijbelvertaling dan zijn uitgangspunt niet neemt in de Textus Receptus, maar in een editie waarbij ook nieuwere tekstkritische inzichten gewogen worden. Deze nieuwe vertaling kan dan een voorbeeld nemen aan de NBV21 die voor de vertaling van het Nieuwe Testament haar uitgangspunt wel neemt in de recente kritische teksteditie. Vertalers begeven zich dan op minder glad ijs wat de tekst betreft.
Arjan van den Os is promovendus Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Hij schrijft deze blog als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.