Hoe kan de kerk twintigers en dertigers betrokken houden? ‘Ze hebben hun eigen zingevingsvragen’
De Protestantse Kerk in Nederland zoekt haar weg met twintigers en dertigers die hun draai in de kerk niet meer kunnen vinden. Ze wil meer inzetten op netwerkachtige constructies en minder op lokale gemeenschapsvorming. Hoe duurzaam is dat?
Jonge generaties vinden in de Protestantse Kerk (PKN) niet de plek waar ze terechtkunnen met hun zingevingsvragen en hun geloof kunnen beleven. Kerkelijke gemeenten overal in het land voelen zelf ook dat ze moeilijk aansluiting vinden bij de leefwereld van deze generaties, schrijft het kerkgenootschap in een nieuw visiedocument.
Die conclusie is even eerlijk als hard. Elk jaar krimpt de Protestantse Kerk met 3 procent, wat neerkomt op bijna 60.000 mensen. Deels komt dat door overlijden. Maar zestig procent van de krimp komt voor rekening van mensen die zich laten uitschrijven - de helft van hen is tussen de 15 en 34 jaar.
Elke afhaker heeft zijn eigen verhaal, maar er zijn twee klassiekers onder de redenen voor jongeren om de kerk achter zich te laten: ‘de kerk is te saai’ en ‘ik ben te druk’.
netwerken creëren
In wezen komt dat op hetzelfde neer, zegt Corjan Matsinger, die vanuit zijn bedrijf Young & Holy werkt als jongerenwerker en religieus trendwatcher: heel veel andere dingen zijn belangrijker dan de kerk. ‘Als een jongere het idee heeft dat de gemeente waarvan hij lid is, niet relevant is voor zijn dagelijks bestaan, verdwijnt die van het prioriteitenlijstje.’
‘Ik geloof nu in een positieve energie’
Hannah Meerhof-Twigt (33), mede-eigenaar adviesbureau duurzaamheid, schreef zich uit als lid van de Protestantse Kerk in Nederland:
‘Ik ben protestants opgevoed in Kloetinge. Met mijn ouders ging ik met enige regelmaat naar de hervormde kerk op het dorp. Mijn moeder gaat daar nog steeds heen. Als tiener vond ik het fijn, ondanks het vroege tijdstip van de dienst, om mee te helpen in de kindernevendienst, bij de crèche en de organisatie van de kerstmusical. Het sociale aspect sprak mij aan. Maar ik had moeite met het beeld van Iemand die vanuit de hemel op je neerkijkt, om vast te stellen wat je goed of fout doet. Zo’n weegschaal leidt tot schuldgevoelens.
Ik kan mij niet vinden in een God die bepaalt of je naar de hel gaat, als je je niet houdt aan de regels van de kerk. Mijn opa zei altijd: ‘God is liefde’ en dat vind ik een mooi uitgangspunt. Maar ik kan niets met een God als opperwezen. Begrijp me goed: er gebeuren mooie dingen in de kerk. Ze zorgt voor verbondenheid tussen mensen. En de kerk heb ik als een warme gemeenschap ervaren. Maar toen ik begin twintig was, vond ik het tijd om mijn eigen weg te gaan en andere levensovertuigingen te ontdekken.
Ik ging op zoek naar wat goed voor mij voelt. Ik geloof niet in een persoonlijke God. Ik geloof in een positieve energie die in alles en iedereen zit, en niet in een persoonlijke man in de hemel.
Ik heb een rotsvast vertrouwen dat het goed komt. Dat is een gevoel van binnen. Als gezin hebben we pittige jaren achter de rug. Mijn man kreeg tot twee keer toe een hersentumor. Ondanks het verdriet stond ik elke ochtend op met hoop, benieuwd wat de dag zou brengen. We hadden steun aan onze familie en vrienden. Het gaat nu goed met hem, maar de kans dat de tumor terugkomt is aanwezig. Dan weet ik dat we kunnen rekenen op de liefde van onze omgeving en de energie die in ons zit. Ik zeg ‘‘energie’’, maar ik kan me goed voorstellen dat dit voor een ander God heet.’ <
Hannah Meerhof-Twigt - beeld Leonard Walpot
Verder is er een scala aan afhaakredenen voor jongeren te noemen. De nogal gezinsgerichte kerk sluit te weinig aan bij hun belevingswereld. Ze wantrouwen het instituut kerk. Ze verliezen de kerk uit het oog als ze een niet-gelovige vriend(in) vinden. Ze besluiten even niet meer te gaan en dat even wordt ongemerkt definitief. Of ze geloven simpelweg niet meer.
De komende jaren krijgen twintigers en dertigers prioriteit in de Protestantse Kerk. Maar niet met als eerste doelstelling ze terug te brengen in de kerkbanken. Het kerkgenootschap heeft plannen om netwerken te creëren rondom geloven en zingeving, waaraan jonge mensen zich kunnen verbinden. ‘Bovenlokale vormen van kerk-zijn’, heet dat in beleidstermen. ‘Kenmerkend voor jonge generaties is dat ze zich veelal bewegen in informele en digitale netwerken met geestverwanten. Rond zingeving en geloven is dat niet anders’, staat in de notitie.
Wat dat bovenlokale betreft, heeft de kerk al eerste stappen gezet: de kerk is betrokken bij #Nietalleen, een samenwerkingsverband voor hulp aan mensen die getroffen zijn door de coronacrisis. The Passion, de muzikale vertelling over het lijden, sterven en de opstanding van Jezus, is ook zo’n bovenlokale activiteit waarin de Protestantse Kerk participeert. Het kerkgenootschap speelt met de gedachte ook rond Kerst en Pinksteren meer van zich te laten horen.
Zulke initiatieven zijn niet iets bíj het kerk-zijn, ze zíjn de kerk, zegt dominee Niels Gillebaard uit Heerhugowaard. Hij maakt voor het op ‘zoekers’ gerichte online platform MijnKerk vlogs, blogs en podcasts om jongeren wegwijs te maken in het geloof. Zelf legt hij bijvoorbeeld in filmpjes van een minuut uit wat Pinksteren en Hemelvaart betekenen. ‘Dat is een vorm die past bij deze tijd. Het christelijk geloof is altijd in staat geweest zich aan te passen aan de tijd en cultuur.’
online popcafé
Voor wie zich weinig bij die netwerkcultuur kan voorstellen: binnen de Protestantse Kerk zijn er al een paar van zulke plekken waar jongeren en jongvolwassenen met eenzelfde interesse elkaar opzoeken. Dat kan iets op het idealistische vlak zijn, zoals gerechtigheid of duurzaamheid, maar bijvoorbeeld ook op het gebied van sport of muziek.
Zo heeft de Protestantse Kerk in Nederland sinds een jaar of vijf pioniersplek ‘De Poptempel’, een initiatief dat zich grotendeels online manifesteert (onder andere op Facebook) en deels in de tastbare wereld. ‘Voor corona kwamen we ook wel fysiek samen, nu alleen online, bijvoorbeeld in een popcafé’, zegt Corjan Matsinger, die de Poptempel oprichtte en aanstuurt. ‘Dan hebben we het over muziek, maar daarin speelt spiritualiteit altijd wel een rol. Zo’n groep is totaal iets anders dan dat je in een dorp bij die ene kerk hoort.’
De Poptempel is gericht op jongvolwassenen, maar ook voor tieners wordt gedacht in netwerkvormen. Jong Protestant, een jongerenorganisatie binnen de Protestantse Kerk, doet dat bijvoorbeeld door Sirkelslag, een interactief spel waarin kerkelijke jeugdgroepen in heel Nederland tegen elkaar spelen. ‘Zo verbinden ze groepjes aan een groter geheel’, zegt Matsinger. ‘Een paar keer per jaar voelen jongeren daardoor: ik ben niet alleen.’
spannende vraag
Zulke initiatieven bewijzen volgens hem dat de netwerkplannen van de Protestantse Kerk ‘de goede denkrichting’ zijn. Want jongeren willen zich best aan iets verbinden waar ze enthousiast van worden. ‘Jonge mensen worden gedreven door passie’, legt Matsinger uit. ‘Ik zeg niet dat de Protestantse Kerk niet gepassioneerd is, maar het is de vraag of die passie overkomt bij jongvolwassenen.’ Er hangt nog wel een spannende vraag boven de markt, tekent hij aan: hoe duurzaam zijn dat soort gemeenschappen op de lange termijn? Een relevante vraag, omdat de Protestantse Kerk juist uit is op ‘toekomstgericht kerk-zijn’.
‘Ik leerde te weinig over God’
Anne-Wies Langebeeke (29) stapte over van een protestantse gemeente naar De Stadskerk, een Vrije Baptistengemeente in Groningen:
‘Ik ben opgegroeid in Roden. Mijn ouders gingen naar de protestantse Martinikerk in de stad Groningen. Tot mijn 21e ging ik mee. Mijn leven in Roden, waar ik naar school ging, op muziekles zat en aan sport deed, en mijn leven in de kerk in Groningen waren gescheiden werelden. In de kerk waren weinig jongeren van mijn leeftijd. Ik heb eerst de pabo gedaan en daarna onderwijskunde gestudeerd. Vanaf mijn studententijd ben ik mijn eigen weg gegaan, ook in het geloof. Ik vroeg me als twintiger steeds meer af: wie is God voor mij?
In die tijd heb ik nog wel belijdenis gedaan in de Martinikerk. Maar ik ben nogal een ondernemend type en houd ervan om te delen wat echt belangrijk is in het leven - wat leeft er in de harten van mensen? Daar liep ik tegenaan in de traditionele kerk. Ik ben ervan overtuigd dat veel mensen in de kerk een levende relatie met Jezus hebben, maar in de kerkdienst merkte ik daar niet zoveel van. Ik herkende me niet langer in de uitingsvormen van de kerk en leerde voor mijn gevoel te weinig over wie God nu werkelijk is voor mij.
Die persoonlijke omgang met het geloof vond ik wel in De Stadskerk. Daar deel je met anderen hoe het gaat in je relatie met Jezus. In de dienst word je rechtstreeks aangesproken. Daarnaast zijn er veel activiteiten, ook gericht op de stad, en komen er veel leeftijdgenoten met dezelfde vragen en interesses. In De Stadskerk voel ik me thuis, meer dan in mijn vorige gemeente. Vroeger ging je naar de kerk op zondag, vaak netjes gekleed; nu kan ik komen zoals ik ben, ook met een spijkerbroek met gaten. Dat informele spreekt mij aan. Op mijn 25e ben ik als volwassene gedoopt. Daar heb ik lang over nagedacht. In de Bijbel lees je dat iemand na zijn bekering werd gedoopt - het begin van een nieuw leven. Daar verlangde ik sterk naar.’ <
Anne-Wies Langebeeke - beeld Reyer Boxem
Bestaande gemeenten hoeven niet zenuwachtig te worden van de netwerkplannen van de landelijke kerk: zij hoeven niet ineens heel anders te worden, want dan zouden ze niet trouw blijven aan wie ze zijn, zegt Matsinger.
Om die reden pleitte Jos de Kock, hoogleraar praktische theologie in Leuven, deze week in een blog voor goed doordacht kinder- en jongerenwerk. De sleutel om jongeren die in de kerk opgroeien, niet kwijt te raken, ligt volgens hem in ‘inwijding, inlijving en toewijding’ - iets wat hij in het beleidskader van de Protestantse Kerk mist. Al eerder kaartte hij aan dat aandacht voor inwijding in kerken naar de achtergrond verdwijnt. Het wordt soms ‘als vloeken in de kerk ervaren als je uitspreekt dat je jongeren wilt binden aan de lokale gemeente’.
Dat die binding geen mission impossible is, ziet Niels Gillebaard. Het online platform MijnKerk had het afgelopen jaar bijna 170.000 gebruikers; dat geeft aan dat netwerkachtige projecten toekomst hebben. Maar lokale gemeenten hebben dat evengoed, zegt hij. Als ze tenminste bereid zijn aan te sluiten bij wat jongeren zoeken.
‘Ik zie jongeren met veel energie, blijdschap en geloof. Ze hebben hun eigen zingevings- en geloofsvragen en zoeken vormen om daar uiting aan te geven. Als predikant help ik hen zoeken.’ En die zoektocht kan absoluut in de kerk uitkomen, is zijn ervaring. ‘In de kerk vind je gemeenschap en het is een plek waar genade de grondtoon is. Je wordt aanvaard zoals je bent, en niet pas als je likeable genoeg bent op je socialemedia-account.’
De inhoud verandert niet, de vormen wel - eigentijdse muziek, filmpjes, inbreng van jongeren bij de voorbereidingen. Dat is wat Gillebaard betreft de kracht van het geloof. Pas leidde hij, op aangeven van jongeren, een online viering over klimaatverandering. Dat koppelde hij aan het scheppingsverhaal uit Genesis. ‘Dat werd goed ontvangen door jong en oud.’
‘we gaan gewoon’
Het meer traditionele deel van de Protestantse Kerk weet jongeren nog het beste vast te houden; middenorthodoxe en vrijzinnige PKN-gemeenten lukt dat minder goed. ‘Daar is de druk om naar de kerk te gaan vele malen minder.’ Binnen de Gereformeerde Bond wordt - net als in veel christelijk-, Nederlands-, en vrijgemaakt-gereformeerde kerken - minder onderhandeld over kerkgang. ‘Ouders zeggen: ‘Natuurlijk vind je de kerk saai, maar we gaan gewoon.’’
Zo’n methode is zo slecht nog niet om jongeren bij de kerk te houden, ziet Matsinger. ‘De afweging voor hen om te gaan is: wie zijn er nog meer? Als ouders hun kinderen allemaal stimuleren te gaan, krijg je meer sociale interactie en meer vriendschappen. Precies dat is voor jongeren een stimulans om te blijven.’ ◀