Dominee die liever kroegbaas is: ‘De gemeentepredikant is jaloers omdat ik zo veel jongeren spreek’
Mariëtte Mol uit Voorschoten is dominee en kroegeigenaar. ‘We zijn de huiskamer van het dorp, voor de burgemeester en de bouwvakker, de tiener en de tachtiger. En dat zorgt voor mooie situaties.’
-
Ilona de Lange aangepast 21:00

Mariëtte Mol is kroegbaas en dominee. 'Ik zie mijn café niet als pioniersplek, hoor. Al helemaal niet als vervanger voor de kerk.'
(beeld Dirk Hol)Voorschoten
Het is de week van de goede voornemens, en dominee en kroegeigenaar Mariëtte Mol heeft één groot plan. De 43-jarige uit Voorschoten wil samen met de plaatselijke gemeentepredikant gesprekken aanbieden in haar café. Tenminste, als haar zaak weer open mag dit jaar. ‘Ik ben nu op de zaak en het is hier afgrijselijk stil’, zegt ze aan de telefoon. ‘De tafels waar we alle bakjes voor het take-away kerstmenu op zetten, staan nog in een rij. Aan de andere kant staat pontificaal een bureau met computer voor de bestellingen.’ Al weken schenken Mol en haar werknemers take-away koffie voor de deur van het Wapen van Voorschoten, maar vandaag is het druilerig, dus rustig.
De take-away koffie biedt de gelegenheid om een praatje te maken met klanten, en dat kunnen sommigen van hen goed gebruiken, zegt Mol. De eenzaamheid onder veel mensen valt haar op. ‘In mijn directe omgeving hebben vrienden en familie vaak gezinnen of hun werk voor sociaal contact. Eigenlijk is de restrictie op het aantal mensen dat je thuis mag uitnodigen een luxeprobleem, want hier komen ook de mensen die niemand hebben om uit te nodigen. Het zijn de mensen die normaal gesproken bínnen een kop koffie drinken. ‘Ik ken ze bij naam en weet van hun situatie.’
echte baan
Die gesprekken met gasten, daar draait het Mol om. Ze noemt de zaak ‘haar tweede roeping’. De eerste was de studie theologie in Leiden. ‘Bij mijn eerste studie Engels miste ik de breedte die theologie biedt: filosofie, ethiek, kerkgeschiedenis en de bijbelse verhalen in de grondtekst leren lezen. Voor iemand die als tiener gesprekken en discussies tijdens catechisatie ‘de bom’ vond, was dit een feest.’
Gemeentepredikant worden was nooit haar plan, wel deed ze de predikantsmaster om te mogen preken. Tijdens die studie werkte ze in de horeca en dit beviel haar zo goed, dat ze er niet mee stopte. ‘Na mijn afstuderen kreeg ik geregeld de opmerking: ‘Nou Jet, ga je nu een echte baan zoeken?’ Sommigen die dit zeiden, kwam ik jaren later weer tegen. Ze waren na een burn-out eindelijk gaan doen wat ze zelf wilden in plaats van de functie te vervullen die van hen verwacht werd.’
Naast haar werk in de horeca is Mol altijd blijven preken. Ook voor komend jaar heeft ze preekbeurten staan in kerken van Den Haag tot Noordwijkerhout. Dat ze dominee is, weten de meesten van haar gasten wel. ‘We zijn de huiskamer van Voorschoten, voor de burgemeester en de bouwvakker, de tiener en de tachtiger’, zegt Mol. ‘En dat zorgt voor mooie situaties.’ Zo gaat Mol dit voorjaar een stel trouwen, als bijzonder ambtenaar van de burgerlijke stand, want dat is ze ook. ‘Zij is kerkelijk opgevoed, hij niet. Dat meisje zat als jonge twintiger vaak hier op het terras en stelde dan terloops vragen over het geloof. Meer jongeren doen dat. Ze schamen zich niet. Ik loop hier natuurlijk rond of drink ook een drankje mee.’
kop koffie
Mol vindt het prachtig om vragen te krijgen. ‘Het laat zien dat de jeugd bezig is met grote thema’s. Logisch ook, het kan niet zo zijn dat er een hele generatie is waar onderwerpen over leven, dood en schuld niet spelen.’
Een andere gast, de plaatselijke gemeentepredikant Bert Boter, heeft dit ook door. ‘Hij drinkt hier ook geregeld een kop koffie en sprak een keer zijn jaloezie uit dat ik al die jonge mensen ontmoet’, zegt Mol. ‘Als ik mijn hoofd uit de deur steek, zie ik de kerk ruim vijftig meter verderop. Maar hij en ik zitten in twee verschillende werelden. Op sommige plekken zal het anders zijn, maar hier in Voorschoten heeft de kerk met vergrijzing te maken. De jeugd heeft de connectie met de gemeente niet, net als een groep ouderen die de gang naar de kerk niet meer maakt. Dat betekent niet dat zij niets met God en levensvragen hebben.’
Daarom willen Boter en Mol samen in het Wapen van Voorschoten gaan zitten, zodra de maatregelen het toelaten. ‘Gewoon op een dinsdagavond. Hij als de predikant en ik als mezelf, mij kennen de meesten al’, zegt Mol. Zo hopen de twee met mensen te spreken die ze normaal in de kerk niet bereiken. ‘Het moet heel laagdrempelig en kleinschalig zijn. Ik zie mijn café niet als pioniersplek, hoor. Al helemaal niet als vervanger voor de kerk. De gesprekken hoeven ook niet over God te gaan, maar gewoon over wat mensen bezighoudt’, zegt Mol. De link met God is waarschijnlijk wel snel gemaakt met twee theologen aan tafel, denkt ze. ‘Want de verhalen uit de Bijbel gaan toch ook over al het menselijke?’ <