Elim zoekt na 40 jaar verjonging: ‘Ik geloof dat de Heer een bedoeling heeft met ons’

‘Sale no mobarak - gelukkig nieuwjaar’, begroet een Iraanse vluchteling de bezoekers in het Farsi, de taal van zijn geboorteland. In het sfeervolle landhuis met rode dakpannen en opengeslagen luiken in Doorn is al 41 jaar de evangelische leefgemeenschap Elim gevestigd. Het is een van de 75 religieuze leefgemeenschappen die er in Nederland zijn, en vermoedelijk een van de oudste (afgezien van de traditionele kloosters). De ruime villa met twee verdiepingen en een zolder, gelegen in een bosrijke omgeving, herbergt ook een multiculturele huiskerk, die voornamelijk Iraanse asielzoekers en statushouders trekt.
Op deze zondag is het dubbel feest: de bezoekers vieren Noruz, nieuwjaar in Iran, en het feit dat de winter definitief is verdreven door de lente. De meeste Iraniërs zijn dan twaalf dagen vrij en gaan op bezoek bij familie en vrienden. Vandaar dat er relatief weinig gasten aanwezig zijn in de dienst, die al jarenlang wordt gehouden volgens een beproefd, evangelisch recept: een zangdienst en een bediening van het Woord.
Toch oogt de tot kerkruimte omgebouwde kamer met stoelen en tafels redelijk vol. Van achter een tafel leidt Baran de zang. De jonge Iraanse vrouw, een bekeerling, wordt geassisteerd door een jongeman die gitaar speelt en als tolk fungeert voor de paar Nederlandse aanwezigen.
‘We zijn dankbaar dat God hier is’, zegt de zangleidster. ‘Ik heb twee boodschappen voor jullie: God zal voor jullie vechten en Hij geeft kracht aan de zwakken.’ Uit diverse monden klinkt een halfluid ‘amen’. Bij het zingen gaan veel gasten staan en heffen hun handen. Tussendoor praten ze en reageren op elkaar. De zang klinkt rauw en soms valt een onzuivere noot te horen, maar de woorden komen voelbaar uit het diepst van hun ziel - zo intens zingen ze. ‘Hij is Heer, Hij is Heer, Hij is opgestaan, want Jezus Hij is Heer’, schalt een opwekkingslied door de huiskerkkamer.
Asielzoeker Ali, met een hippe Puma-muts op zijn hoofd, heft even de blik naar boven voor hij naar voren treedt voor zijn getuigenis. Hij vertelt dat hij sinds zijn verblijf in een asielzoekerscentrum elke dag bidt om een verblijfsvergunning. De week voor de dienst droomde hij dat God tegen hem zei: die status is je al gegeven. De volgende dag hoorde hij dat hij een verblijfsstatus kreeg. Een glunderende Ali: ‘Het is een wonder. Ik ben er heel blij mee. Als God iets belooft, dan doet Hij dat.’
Na een uitvoerig gebed, ook voor asielzoekers die nog geen verblijfsstatus hebben gekregen, wordt de dienst afgesloten met een uitbundig gezongen zegenbede: ‘De vrede van God zij met jou’.
De woonkamer van de villa is omgebouwd tot kerkzaal voor een multiculturele huisgemeente. - beeld Jeroen Jumelet
gezellig
‘Vond je de dienst rommelig? Ik vind het eerder gezellig. Nu was het nog rustig; normaal wordt er veel meer door elkaar heen gepraat. Zo gaat dat in een huiskerk. Ik ben niet anders gewend’, zegt Gijs van den Brink (68). Een ronde bril geeft hem iets olijks, een grijze baard een touch van wijsheid. Met zijn vrouw Dieneke en twee andere echtparen richtte hij in 1981 de stichting Elim op. Ze vonden onder meer dat er binnen de officiële kerken te weinig plek was voor jongeren. ‘Wij hadden het verlangen een kerk te zijn, maar dan 24 uur per dag, niet alleen op zondag. Een open huis, waarin we mensen gastvrij ontvangen.’
‘Er moet een levensverandering zijn te zien. Iedere dopeling krijgt minstens zes maanden dooponderwijs.’
Opgegroeid in de sfeer van een Gereformeerde Bondsgemeente in Lunteren, onderdeel van destijds de Nederlandse Hervormde Kerk, schoof Van den Brink het geloof als tiener terzijde. Tot hij door een evangelisatietoespraak van wijlen dominee Hans Eschbach ‘gigantisch aangesproken werd door het evangelie’. Hij ging theologie studeren in Utrecht en huurde een kamer in het landhuis in Doorn, niet vermoedend dat hij er de rest van zijn leven zou wonen. De villa was eigendom van de dochter van een gefortuneerde Nederlander, die plantages bezat in toenmalig Nederlands-Indië. Zij was bereid het huis te verkopen aan de stichting Elim.
In de afgelopen decennia vond een keur aan personen voor kortere of langere tijd onderdak in Elim, dat inmiddels een plek heeft in het collectieve geheugen van evangelisch Nederland. ‘Het is een grote genade van God dat wij hier zitten’, zegt Van den Brink, die sinds het oprichtingsjaar van de leefgemeenschap als redacteur en auteur verbonden is aan de commentaarserie de Studiebijbel. ‘Het is een mooie plek om tot rust te komen; om de drukte van alledag te ontvluchten heb je een escape in het bos. Want in een gemeenschap is er altijd hectiek.’
‘Het is een grote genade van God dat wij hier zitten.’ - beeld beeld Jeroen Jumelet
Van den Brink vertelt dat er in de loop der jaren ook mensen zijn vertrokken uit de leefgemeenschap. In de jaren negentig scheidde zich een groep af die op een andere locatie een eigen kerk begon; die is inmiddels ook alweer opgeheven. ‘Daar zaten vrienden tussen, mensen met wie je jarenlang hebt samengewerkt. Het was net een echtscheiding.’
Elim heeft altijd sociaal zwakkere bewoners getrokken: mensen aan de onderkant van de samenleving, die er een veilige plek kregen. Ook asielzoekers vonden er hun toevlucht. Sommige mensen vertrokken, zomaar. ‘Pas is een vluchteling weggegaan die een jaar bij ons heeft gewoond. Ze vertrok op een nacht. Wij hadden haar intensief begeleid, in alles. Dan doet het pijn als zo iemand vertrekt zonder wat van zich te laten horen.’
vruchten
Daartegenover staan ‘vele vruchten’, vertelt Van den Brink. Tien jaar geleden kwamen Iraanse en Afghaanse vluchtelingen uit het asielzoekerscentrum Leersum over de vloer. Het begon ogenschijnlijk met toeval; achteraf kun je het leiding noemen, zegt Van den Brink. Met een Iraanse asielzoeker die uit de gevangenis kwam en in Elim verbleef, bezocht hij het azc in Leersum. Deze man was bereid te tolken en zo kwamen er landgenoten in de huiskerk, zowel christenen als moslims. ‘Tot nu toe hebben wij 153 asielzoekers mogen dopen, moslims die zich bekeerden tot het christelijk geloof.’ Deden ze dat om een verblijfsstatus te krijgen? ‘Ik kan natuurlijk niet in de harten kijken, maar wij dopen pas als iemand trouw de diensten bezoekt en meedoet in de bijbelstudiegroep. Er moet een levensverandering zijn te zien. Iedere dopeling krijgt minstens zes maanden dooponderwijs.’
Alle mensen die bij Elim kwamen, zijn door God geschonken, zegt Van den Brink. ‘We hebben er niets voor gedaan. Als ik er opnieuw voor zou staan, zou ik weer een leefgemeenschap beginnen, zeker weten. Ik heb er geen moment spijt van.’
Gijs en zijn vrouw zijn al op leeftijd. Elim is naarstig op zoek naar verjonging. ‘Er is al een Armeens echtpaar in Elim komen wonen en we zijn met twee gezinnen in gesprek om naar Doorn te komen. Ik geloof dat de Heer een bedoeling heeft met Elim. Ik verwacht niet dat onze gemeenschap doodbloedt.’
bekeerd door een droom
Reza Jalian - beeld Jeroen Jumelet
Reza Jalian is een vluchteling die (nog) geen status heeft. Geboren in een orthodox moslimgezin, kwam hij tot geloof in Jezus via een jeugdvriend, die eerst alles deed wat God verboden had, maar radicaal tot bekering was gekomen. ‘Toen hij mij vertelde over Jezus, voelde ik: dit is de God naar wie ik op zoek was.’ In een droom overtuigde God hem ervan dat Hij zijn Vader wilde zijn, vertelt Jalian. ‘Iemand noemde mij vanuit de hemel ‘‘zoon’’. Dat moet de God van de Bijbel zijn, legde mijn vriend uit. Allah zou je nooit zo noemen. Toen gaf ik mij over aan Jezus.’
Op een kwade dag liet hij, op de terugweg van een bezoek aan een ondergrondse kerk, een bijbel in zijn taxi liggen. Een klant zag dat en dreigde hem aan te geven bij de autoriteiten. ‘Ik vreesde voor mijn leven. Mijn dochter kon ik niet meer veilig naar school brengen.’ Reden voor Jalian om het land te verlaten. Zijn vriend, een touroperator, zette hem op een rechtstreekse vlucht naar Schiphol. Zo kwam hij via aanmeldcentrum Ter Apel in het azc Leersum terecht. Nu bezoekt hij elke ochtend trouw de ochtendwijding van een halfuur in Elim en de zondagse kerkdienst. ‘Reza is iemand die heel trouw is’, zegt Gijs van den Brink. ‘Hij komt elke ochtend op zijn fiets naar Elim. Daar heb ik bewondering voor. Er zijn ook asielzoekers die door de schijnbaar uitzichtloze situatie waarin ze soms zitten, meer moeite hebben met de dagelijkse discipline.’



