Filosoof Jeroen Linssen dook in de geschiedenis van de hebzucht: 'We denken al duizend jaar hetzelfde'

Nijmegen
Zelfs de beroemde Nederlandse filosoof Baruch Spinoza (1632-1677) kwam er niet uit: werkt hebzucht destructief op een samenleving of kan een maatschappij niet zonder? Jeroen Linssen, onderwijsdirecteur en docent sociale en politieke filosofie aan de Radboud Universiteit te Nijmegen, kan Spinoza zijn tweeledige houding nauwelijks kwalijk nemen. De twee brillen waardoor Spinoza naar hebzucht keek, worden tot op de dag van vandaag gedragen. Ook door premier Mark Rutte, schrijft Linssen in zijn vandaag verschenen boek Hebzucht. Een filosofische geschiedenis van de inhaligheid.
Waarom wilde u dit boek schrijven?
‘Ik merkte dat hebzucht de afgelopen tien jaar eerst als de veroorzaker van de kredietcrisis werd gezien en later juist als het medicijn tegen een economisch slechte situatie. In de periode 2009 tot en met 2013 zag je twee bewegingen: eerst moesten de graaiers, zoals bankiers, aangepakt worden. Iedereen moest matigen, want dit liep uit de hand. De hebzucht ging aan de kant, de hand op de knip. Maar in 2013 zegt premier Rutte: “We moeten stoppen met somberen. We moeten een nieuwe auto kopen, of een nieuw huis.” Economen en politici zijn voor één ding bang: de daling van het consumentenvertrouwen. Blijf spenderen, is de boodschap, anders zakt de boel als een plumpudding in elkaar. Ik vroeg mij af: hoe kan hebzucht oorzaak en medicijn tegelijk zijn? Toen ben ik de geschiedenis ingedoken en wat blijkt? Deze ambigue houding tegenover hebzucht bestaat al eeuwen.’
Wat zijn daar voorbeelden van?
‘Tijdens de Middeleeuwen was hebzucht de hoofdzonde. Inhaligen konden hun zielenheil wel vergeten. Vooral op de woekeraars, bankiers avant la lettre, werd neergekeken. Rente vragen aan je broeders en zusters, dat kon niet. Je werd zonder inspanning rijk. Als woekeraars niet voor hun dood berouw toonden en al het verdiende geld terugbetaalden, was de hel een zekerheid. Maar wat gebeurt er in de twaalfde eeuw? De kerk bedenkt de theologie van het vagevuur, speciaal voor de woekeraars. Want ja, zij waren fout, maar toch ook wel erg belangrijk voor het aanzwengelen van de economie. Het vagevuur was net zo erg als de hel, maar had een tijdelijk karakter met uiteindelijk maar één uitgang: die naar de hemel.’
Hebzucht als nuttige zonde, dus?
‘Exact. Dat een zonde ook nuttig kan zijn, is uiterst merkwaardig. Zonden horen destructief en slecht voor de samenleving te zijn. Maar hebzucht blijkt ook goed, zelfs nodig, voor het functioneren van de maatschappij te zijn. Let wel: schrijvers en denkers die in de Middeleeuwen en daarna tekeergaan tegen hebzucht, zijn niet dezelfde als die het verdedigen. Het zijn twee verhalen die naast elkaar bestaan en elkaar versterken. Hoe zwaarder je hebzucht bestraft, hoe harder tegenstanders roepen: “Maar het heeft ook nut, hoor!” En andersom. Tien jaar na de kredietcrisis belonen bankiers zichzelf nog steeds rijkelijk. Dan worden mensen kwaad en marcheren ze in gele hesjes door de straten.’
U schrijft ook over de relatie van theoloog Thomas van Aquino (1225-1274) met hebzucht. Hoe kwam dat terug in zijn werk?
‘Thomas van Aquino is een eerbiedwaardige en speciale figuur. De kern in zijn geschriften is hoe het denken in de wereld in overeenstemming gebracht kan worden met wat we in de Bijbel lezen. Zo komt hij altijd in de problemen, omdat de wereld nu eenmaal anders werkt dan de Schrift. Wat betreft hebzucht was zijn probleem iets anders. In de Bijbel staat namelijk dat hoogmoed het begin van alle zonde is en hebzucht de oorzaak van al het kwaad. Dat leverde Thomas hoofdbrekens op, want welke van de twee staat nu aan het begin van de ellende? Zijn oplossing: hebzucht is het middel, hoogmoed het doel. Mensen willen geen spullen hebben om het te hebben, maar omdat ze ijdel zijn, zichzelf willen verheffen boven de ander.’
In zijn boek Hebzucht en begeertehaalt de Duitse monnik Anselm Grün filosoof Baruch Spinoza aan, die hebzucht zag als een pathologische aandoening, een vorm van waanzin.
‘Die lezing van Spinoza ken ik niet, maar Spinoza is wel een goed voorbeeld van een tweeslachtige houding tegen hebzucht. Aan de ene kant ziet hij in dat ‘de passie van de hebzucht’ mensen uit elkaar drijft en mensen daardoor niet geneigd zijn vredig samen te leven. Als er alleen wedijver is, komt het niet goed. Aan de andere kant is inhaligheid een drijfveer voor bedrijvigheid, belangrijk voor het welzijn van de staat. Dus schrijft Spinoza: “Daarom moet men er zich vooral op toeleggen om de rijken niet zozeer gierig als wel geldgierig te maken.” Met andere woorden: we hebben niets aan gierige mensen, maar met geld willen verdienen is niets mis. Ik zou dat geen dubbele moraal willen noemen, maar het laat zien dat het vraagstuk rond hebzucht moeilijk is. Spinoza komt er gewoon niet uit. Zelfs hij niet.’
Hebzucht. Een filosofische geschiedenis van de inhaligheid. Jeroen Linssen. Uitg. Van Tilt, Nijmegen 2019. 340 blz. € 24,50