Judas, verraderlijke dwarsligger

tekst: Lot Vekemans
spel: Justus van Dillen
Info: theatergroepsuburbia.nl
Wie deze lijdenstijd het paasverhaal wil kantelen, moet eens overwegen naar de voorstelling Judas te gaan. Was hij echt die aartsslechterik?
Het theaterstuk
'Judas' staat in een lange traditie.
Al heel snel in de geschiedenis van het christendom rees de vraag of Judas echt zo zwart moest worden afgeschilderd. Halverwege de tweede eeuw ontstond in gnostische kringen het Evangelie van Judas, waarin Judas juist Jezus’ meest dierbare leerling was. Jezus vertrouwde hem zo, dat Hij aan Judas vroeg of hij Hem verraden wilde …
Gnostici hadden een fascinatie voor spannende omdraaiingen. Maar de persoon Judas bleef christenen intrigeren. Misschien wel vooral omdat je via Judas uiteindelijk in je eigen ziel kijkt. De mens is tot alles in staat.
In de achtste eeuw ontstond in Ierland de legende van de heilige Brandaan. God liet Brandaan tijdens een zeereis letterlijk alle hoeken van de wereld zien. Een prachtig verhaal, maar de aanleiding wordt vaak vergeten: Brandaan kan niet geloven dat er genade mogelijk is voor Judas. Zijn reis is een goddelijke les over vooroordelen en medelijden.
Het theaterstuk Judas staat dus in een lange traditie. Het is een solovoorstelling, die gespeeld wordt door Justus van Dillen. Justus betekent ‘rechtvaardige’. In Handelingen 1 is het de bijnaam van Josef Barsabbas, een van de twee kandidaten die in de dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren door de eerste gemeente naar voren geschoven worden om de lege plaats in te nemen van … Judas. Justus wordt niet gekozen.
De bekroonde toneeltekst van Lot Vekemans uit 2012 pakt de gnostische traditie op: het wemelt van de spiegels en de omkeringen. Maar subtiel, je zou haast zeggen: geloofwaardig. Met dat woord zit je in het hart van het stuk: wat, nee wie is er geloof waardig?
alle schuld
Het doek is al op als het publiek de zaal van theater De Kleine Willem in Enschede binnenkomt. De man die Judas speelt, loopt al rond. Hij schudt handen, heet mensen welkom, heeft voor iedereen een vriendelijk woord. Hij is de gastheer van de avond.
De openingsscène is vanuit de zaal: een van de bezoekers wordt verdacht van diefstal. Misschien jij wel. Zo laat ‘Judas’ zijn publiek even voelen wat een sfeer van onderling wantrouwen met je doet.
Het geeft het begin ook iets rommeligs, waardoor het wat langer duurt voordat je echt in het verhaal raakt. Maar als Justus eenmaal Judas is geworden, en zijn levensverhaal begint op te dissen, ontstaat er een boeiende vertelling. Over zijn naam allereerst, Judas. ‘Ik kreeg een naam die al generaties lang gegeven werd aan de eerste zoon in een gezin. [...] Ik was trots, ja. Op die naam. Ik sprak hem graag hardop uit.’
Dan komt er pijn in de tekst: ‘Er wordt gezegd dat ik een heetgebakerd kind was. Dat mijn vader mij verstoten heeft uit angst voor de woede die ik in mij droeg. Nou, dat is niet waar. Ik was een vechtersbaas, ja. Toen ik negen jaar oud was. Maar ik kan me niet herinneren dat iemand ooit echt bang voor me was.’
De Judas van Vekemans is een oprechte vriend van Jezus, zoals in het gnostische evangelie. Hij vertelt op een soms ontroerende manier wat hij van Jezus hoopte. En wie hij voor Jezus hoopte te zijn. Hoe hij Jezus bewonderde, en niet begreep. Prachtige intieme scènes vertelt hij, van vriendschap.
Maar telkens moet hij de vraag stellen of zijn publiek hem gelooft. Hij weet dat zijn reputatie hem vooruit is gesneld. Kun je een gevestigd beeld nog omkeren? Of ook maar nuanceren? Judas bezondigt zich aan machteloze zelfrechtvaardiging. Tekstschrijver Lot Vekemans kiest uiteindelijk een bekende omdraaiing: dat Judas Jezus verraden heeft om Hem uit de tent te lokken, om Hem te dwingen het zwaard op te pakken en zich niet langer te verstoppen. Om de koning te worden die Judas volgen wilde.
De voorstelling is niet helemaal geslaagd. Niet alleen het rommelige begin speelt lang parten. Judas slingert ook een paar retorische vragen de zaal in waarop je zou willen antwoorden - Wie hier gelooft dat Jezus gestorven is voor zijn zonden?! Wie?! - maar waar je maar niet op antwoordt omdat je de gang van het stuk niet wilt verstoren.
Confronterend is het wel. Judas vervolgt: 'Hij is niet gestorven voor jouw zonden. Als er al iemand gestorven is voor jouw zonden, dan ben ik dat. IK ja. Ik ben gestorven in de strop aan een dode boom. Ik ben gestorven en heb zo alle schuld op me genomen. Alle schuld.'
Judas is een mooie spiegel. Hij leert je nadenken over je eigen vooroordelen en over je eigen oordelen. Over te makkelijke categorieën goed en fout. Het punt in tweeduizend jaar christelijk worstelen met Judas is dat uitgerekend bij hem de bijbelse speelruimte niet heel erg groot is. Johannes tekent uit de mond van Jezus het gebed in de hof op (Johannes 17). Prachtig, levensreddend bidden. Behalve voor Judas. ■