Het Gruuthuse Handschrift, net een detectiveverhaal
Het Gruuthuse-handschrift werd verguisd, geprezen, het land uit gesmokkeld en het leidde tot een nationale rel. Het verhaal van het beroemde middeleeuws manuscript leest bovendien als een detective.
‘Het nu volgende verzoek krijgt u alleen als u belooft dit verzoek volstrekt geheim te houden ...’
Op 27 november 2003 kreeg Herman Brinkman, expert middeleeuwse letterkunde, deze merkwaardige vraag. Hij zei ja, en was daarmee lid geworden van een geheime commissie van de Mondriaan Stichting. Hij moest adviseren over de aankoop van een van de laatste Middelnederlandse verzamelhandschriften die nog in particulier bezit was: het Gruuthuse-handschrift, het boek waarin onder meer het beroemde Egidiuslied staat: ‘Egidius, waer bestu bleven ...’
Brinkman was opgetogen en zenuwachtig tegelijk. Al in 1994 had het Constantijn Huygens Instituut, het wetenschappelijk onderzoek naar dit kostbare handschrift bovenaan haar verlanglijstje gezet. In 2000, toen Brinkman bij het instituut kwam werken, kreeg hij de opdracht zich aan die taak te wijden. Maar het kon niet. De toenmalige eigenaar was een nauwelijks benaderbare Vlaamse edelman, uitermate terughoudend, die zeker geen toestemming zou geven voor een facsimile editie of een restauratie van het handschrift.
Ook vrijwel niemand van de topdeskundigen op het gebied van middeleeuwse handschriften, had het boek ooit in het echt gezien.
lied en liefdesverklaring
Waar ging het om? Het Gruuthuse-handschrift is geen spectaculair boek vanwege de illustraties, het ziet er eigenlijk uitermate sober uit.
Dat het handschrift nog bestónd, ontdekten de Brugse atheneumleraar Antoon De Jonghe en de priester Charles-Louis Carton, in de jaren dertig van de negentiende eeuw. Carton had een goede band met baron Charles-Joseph de Croeser de Berges, en had het handschrift in diens bibliotheek aangetroffen. Carton beheerste het Nederlands niet zo goed, zei hij zelf, maar hij zag wel als eerste de waarde van het boek in. Hij liet het overschrijven en bracht de eerste editie ervan op de markt, onder de plechtstatige titel Oud-vlaemsche liederen en andere gedichten der XIVde en XVde eeuwen.
Het Gruuthuse-handschrift was daarmee aan de vergetelheid ontrukt. Een klein kringetje wist nu van het bestaan van een handschrift met enkele van de allermooiste gebeden en liederen uit de gloriejaren van de Vlaamse stad Brugge, tot stand gekomen rond 1400, mét een muzieknotatie bovendien – hoewel die nog altijd niet volledig ontcijferd is.
Het was overigens niet zo dat iedereen op de banken stond te springen vanwege de literaire kwaliteit van het werk. Een literatuurhistoricus schreef, een paar jaar na de publicatie over een van de dichters van het boek: ‘Er is weinig of geene poëtische vlugt in zyne gedachten, de tael is door bastaerdwoorden ontsierd, alles is langdradig, tot vervelens toe en zonder vuer behandeld; verder draegt het de kenmerken van de wansmakige beeldenspraek, die destyds heerschte.’
Het is eigenlijk pas de dichter-wetenschapper Klaas Heeroma (ook bekend van zijn bijdragen aan het Liedboek voor de Kerken) die in 1966 volledig van zijn sokkel raakt van de kwaliteit van de gedichten, er vele bladzijden analyse aan wijdt (Frits van Oostrom schatte: duizend bladzijden!) en, eerlijk is eerlijk, in zijn enthousiasme ook de wetenschappelijke bandbreedte uit het oog verliest.
Hij ontdekt de prachtigste dingen in de gedichten. Het Egidiuslied! Bestaat er een gedicht in het Nederlands dat dieper het verdriet voelbaar maakt van een vriendschap die kapotloopt op de dood? Het lied van de Leeuwerik! Aloeette, voghel clein. Een lied en een liefdesverklaring, zo dartel als de vogel die het bezingt.
Maar Heeroma verbindt er ook conclusies aan die hij niet goed onderbouwen kan. Heeroma was een gerenommeerd neerlandicus, maar hij koerste in zijn gedachten over het Gruuthuse-handschrift ook vaak op zijn dichterlijke intuïtie. Hij stelde theorieën op waaraan voordien nauwelijks iemand zich gewaagd had.
Een tijdlang is Heeroma daarom onder vakgenoten berucht geweest. Wat klopt er nu wel en niet aan zijn analyses? Een mijnenveld, zegt Herman Brinkman in de nu verschenen wetenschappelijke editie. Maar Brinkman doet Heeroma wel recht. Heeroma heeft een hele generatie neerlandici aan de haren bij dit unieke liedboek gesleept, en zijn intuïtie heeft hem ook naar waardevolle inzichten geleid.
Sinds Heeroma staat het Gruuthuse-handschrift in elk geval onafgebroken hoog op het verlanglijstje van de wetenschap. Als die edelman het boek nou maar eens een keer zou willen afstaan voor bestudering en wellicht ook restauratie ...
schat en cultuurschat
Op 15 december 2003 ontmoeten in Den Haag de leden van de geheime commissie elkaar én een oude man met een koffertje. Het was Baron François van Caloen. ‘Zonder dat iemand uit de wereld van de medioneerlandistiek of de musicologie daar iets van vermoedde, zon de baron – naar achteraf zou blijken – op een manier om het handschrift tegen marktwaarde bij een betrouwbare instelling te gelde te maken’, zo blikt Brinkman terug in de tweedelige wetenschappelijke editie van het Gruuthuse-handschrift.
De baron had dus een dubbele agenda: hij wist dat hij een smak geld voor zijn boek zou kunnen krijgen – en als hedendaagse edelman kon hij wel wat geld gebruiken, dus voor minder dééd hij het ook niet – en tegelijk had hij voldoende historisch benul om te beseffen dat hij niet alleen de eigenaar was van een schat, maar ook van een cultuurschat, van historisch erfgoed. De baron opende zijn koffertje. Voor alle aanwezige experts was het de eerste keer dat ze het boek in het echt zagen. ‘We mochten het boek voorzichtig doorbladeren, en na afloop nam de baron het weer mee terug naar België, waar hij het, zo bleek later, in een bankkluis te Brussel bewaarde.’
Waarom deed de baron zo geheimzinnig? Omdat hij wist dat het handschrift voor zijn vaderland een nationale schat was. Hij had eerder tevergeefs geprobeerd het aan een Belgisch instituut te verkopen. En hij wist één ding zeker: als men er lucht van zou krijgen dat hij het naar het buitenland, naar Nederland, zou willen brengen, zou het in België op een lijst van beschermd cultuurgoed worden gezet – waarmee verkoop onmogelijk zou worden. Dan kon de baron dus fluiten naar zijn centen.
Ook de wetenschappers hadden belang bij geheimhouding – ze wilden immers niet dat de baron het handschrift zou verpatsen aan een rijke oliesjeik of zoiets – maar tegelijk konden ze hun tong er wel afbijten. Er moest een grote som geld bij elkaar gebracht worden. Hoeveel? Dat maakt Brinkman ook nu nog altijd niet bekend. In elk geval was er een lange adem nodig, jarenlang. Maar de wetenschap staat niet stil, er werden symposia gehouden over het boek, en al die tijd was er zwijgplicht. Het boek werd in bruikleen gegeven aan de KB, de voorbereidingen voor een wetenschappelijke editie werden gestart.
De baron en de Koninklijke Bibliotheek sloten de deal. Op 1 januari 2007 zou het boek van eigenaar veranderen. De Mondriaan Stichting, het VSB-fonds, de BankGiroLoterij, de VandenEnde Foundation en de Vrienden van de Koninklijke Bibliotheek hadden het vereiste vermogen bijeen gebracht. En toen, in de zomer van 2006, stierf onverwacht de baron.
Nieuwe hoogspanning. Wat zouden de erfgenamen doen? Die wilden méér geld. Ze stuurden een expert van veilinghuis Christie’s langs voor een taxatie. Brinkman besefte: de kans om het boek te bestuderen kon binnen een half jaar verkeken zijn. Hij kreeg haast.
Uiteindelijk legden de erfgenamen zich neer bij de prijs die eerder met de Koninklijke Bibliotheek was overeengekomen, en zo kwam het Gruuthuse-handschrift heimelijk op 1 januari in handen van de KB. De perspresentatie zou samenvallen met de presentatie van de webeditie, maar het nieuws lekte uiteindelijk toch uit, op Valentijnsdag 2007, twee weken voor de webeditie in de lucht ging.
Een luide storm in Vlaanderland! Onvervreemdbaar cultuurgoed was naar het buitenland verdwenen, naar de Hollanders nog wel! Tot in het parlement werden vragen gesteld. Kon dit nog worden teruggedraaid? Uiteindelijk zagen de Belgen in dat de afloop per saldo niet zo ongunstig was. Het boek bleef dichtbij, werd publiek toegankelijk en deugdelijk beschermd. En, mooi gebaar, in 2013 werd het voor het eerst publiek tentoongesteld in ... Brugge.
Inmiddels is het onderzoek zo ver gevorderd dat je het hele boek digitaal kunt inzien, en ook een aantal van de liederen in gereconstrueerde vorm kunt beluisteren (je moet wel even goed zoeken trouwens, de KB is nog altijd een wetenschappelijk instituut, en dat merk je soms nog aan de publieksvriendelijkheid). Met de zojuist verschenen wetenschappelijke editie, decennialang begeerd door alles wat de Nederlandstalige literatuurgeschiedenis een warm hart toedroeg, is een lang verhaal tot een goed einde gekomen. ¦
Rien van den Berg beeld kbliteratuur
Het Gruuthuse-handschrift
Herman Brinkman (inleiding en kritische editie), Ike de Loos (melodieën). Uitg. Verloren, Hilversum 2015. Twee delen, gebonden, met leeslint. € 80,-
kb.nl/bladerboek/gruuthuse.. Veel liederen uit het handschrift zijn via Youtube te vinden.
Egidius, waer bestu bleven?
Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn.
Du coors die doot, du liets mi tleven.
Dat was gheselscap goet en de fijn,
het sceen ten moeste gestorven zijn.
Nu bestu in den troon verheven,
claerre dan der zonnen scijn.
Alle vruecht es di ghegheven.
Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn.
Du coors de doot, du liets mi ’t leven.
Nu bidt vor mi, ik moet noch sneven
ende in de weerelt liden pijn.
Verware mijn stede di beneven:
ic moet noch zinghen een liedekijn,
nochtan moet emmer ghestorven zijn.
Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn.
Du coors die doot, du liets mi tleven.
Dat was gheselscap goet en de fijn,
het sceen ten moeste gestorven zijn.
Egidius, waar blijf je nou?
Mijn lieve vriend, ik wacht op jou.
Jij kreeg de dood, mij bleef het leven.
Wat goed was, aangenaam en fijn,
lijkt voor de dood bestemd te zijn.
Nu ben je hemelhoog verheven,
helderder dan zonneschijn.
Volmaakte vreugde is jou gegeven.
Egidius, waar blijf je nou?
Mijn lieve vriend, ik wacht op jou.
Jij kreeg de dood, mij bleef het leven.
Bid maar voor mij. Ik moet nog leven
in deze wereld lijd ik pijn.
Houd maar een plaatsje naast je vrij.
Ik heb hier nog een lied te zingen.
Eens zal daar ook mijn einde zijn.
Egidius, waar blijf je nou?
Mijn lieve vriend, ik wacht op jou.
Jij kreeg de dood, mij bleef het leven.
Wat goed was, aangenaam en fijn,
lijkt voor de dood bestemd te zijn.
Aloeette, voghel clein
dien nature es zoet ende rein,
so es dijn edel zanc.
Daer dienstu met den Here allein
te love om sinen danc.
Daeromme bem ic met di ghemein.
Ander voghel willic ghein
dan di, mijn leven lanc.
Aloeette, voghel clein
dien nature es zoet ende rein,
so es dijn edel zanc.
Nider boos, onreine vilein,
de rouc die es wel dijn compein,
neemt dien in u bedwanc.
Laet minlic hertzen sijn bi ein
sonder loos bevanc.
Aloeette, voghel clein
dien nature es zoet ende rein,
so es dijn edel zanc.
Daer dienstu met den Here allein
te love om sinen danc.
Aloeëtte, kleine vogel,
van nature lief en zuiver,
net als jouw edel lied.
Daar mee dien je de Heer alleen,
Jij looft hem zodat hij geniet.
Daarom wil ik bij je zijn.
Andere vogels dan jij alleen,
mijn leven lang, die wil ik niet.
Aloeëtte, kleine vogel,
van nature lief en zuiver,
zo is jouw edel lied.
Roddelaar, jij vuile valserik,
kies jij als vriend vooral de kraai,
en houd die in bedwang.
Maar laat verliefde harten samen zijn,
zonder angst en onbevangen.
Aloeëtte, kleine vogel,
van nature lief en zuiver,
net als jouw edel lied.
Daar mee dien je de Heer alleen,
Jij looft hem zodat hij geniet.